Neurologische uitval

Neurologische uitval
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Neurologische uitval

Slide 1 - Diapositive

Planning deze les 
- Korte herhaling theorie ingangsklacht neurologische uitval
- Casussen in groepjes oefenen + oplossen
- Klassikaal nabespreken


Slide 2 - Diapositive

Wat is het eerste wat bij je opkomt bij
neurologische uitval ?

Slide 3 - Carte mentale

Wat is neurologische uitval?
We spreken over neurologische uitval als het zenuwstelsel van de patiënt niet meer naar behoren werkt. Een patiënt kan dan (gedeeltelijk) verlamd raken, niet meer goed denken en praten en/of tintelingen ervaren.

Slide 4 - Diapositive

Oorzaken neurologische uitval
  • CVA (oftewel een beroerte)
  • TIA
  • Drukneuropathie ( Beknelde zenuw in arm / been )
  • Hersentumor
  • Hernia Nuclei Pulposi (HNP)
  • Perifere facialisparese of ziekte van Bell
  • Soms ook bij migraine

Slide 5 - Diapositive

Wat is de FAST test?

Slide 6 - Question ouverte

Ingangsklacht: Neurologisch uitval - Achtergrondinformatie
-> FAST-test – Face Arm Speech Test: Om CVA (stroke) beter te kunnen bepalen is de gezicht-spraak-armtest geschikt
-> De gezicht-spraak-armtest is afwijkend indien ten minste één van de drie items een niet normaal testresultaat laat zien én er sprake is van een recente uitval van functies









Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Korte casussen om te oefenen

Slide 9 - Diapositive

Casus
Mevrouw Leenderts belt naar de praktijk. Haar man Hans kan ineens niet meer goed op zijn benen staan en hij heeft moeite met praten. Zijn linker mondhoek hangt iets naar beneden. Hij kan zijn armen wel gewoon gebruiken.

Slide 10 - Diapositive

Is de FAST-test afwijkend?
A
Ja
B
Nee
C
Dat weet ik nog niet, ik heb meer informatie nodig

Slide 11 - Quiz

Casus
Meneer de Wit (28 jaar) belt naar de praktijk. Hij heeft uitvalverschijnselen. Je stelt de triagevragen bij de ingangsklacht Neurologische uitval.

Slide 12 - Diapositive

Welke vraag stel je als eerste?
A
Als u in de spiegel kijkt staat uw gezicht dan scheef? Alsof er een mondhoek naar beneden hangt?
B
Heeft u een coördinatie stoornis? Bijvoorbeeld Moeite met bewegingen controleren, ziet u dubbel of maken ogen schokkerige bewegingen?
C
Wanneer zijn de klachten begonnen?

Slide 13 - Quiz

U1 of U2
Neurologische uitval kan levensbedreigend zijn, maar dat hoeft niet.

Welke triagecriteria zijn levensbedreigend en hebben een U1-urgentie? En welke triagecriteria moeten met spoed (U2) behandeld worden?

Slide 14 - Diapositive

Neurologische uitval net voorbij
A
U1 (levensbedreigend)
B
U2 (Spoed)

Slide 15 - Quiz

Neurologische uitbal niet door hernia, korter dan 6 uur
A
U1 (levensbedreigend)
B
U2 (Spoed)

Slide 16 - Quiz

Ambulance bij U1

Slide 17 - Diapositive

Welke informatie denk je dat belangrijk is als je naar de meldkamer belt?

Slide 18 - Carte mentale

Maak groepjes van 4
Maak groepjes van 3-4 personen


Oefenen met casuïstiek

Slide 19 - Diapositive