3H leesvaardigheid 3e semester les 3

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welkom bij Nederlands

- Ga zitten

- Laptop weg

- Lesboek, schrift, pen op tafel

Doelen

Je weet weer welke soorten argumenten er zijn.

Je kent de basisschema's voor argumentatie.

Programma

• Herhalen soorten argumenten (5 minuten)
• Argumentatieschema's (10 minuten)
• Aan de slag (30 minuten)
• Vooruitblik (1 minuut)

Objectief en subjectief

• Een feitelijk / objectief argument > controleerbaar

Voorbeeld: Als ik naar de bioscoop ga, ga ik het liefst naar de Vue, want die bioscoop is bij mij om de hoek.

• Over een subjectief argument > niet-controleerbaar (vermoeden, geloof, gevoel)
  
  

Voorbeeld: Als ik naar de bioscoop ga, ga ik het liefst naar de Vue, want die bioscoop is het prettigst.

Soorten argumenten (blz 179)

1. Feitelijk argument
2. Ervaringsargument
3. Nut of (on)gewenst gevolg
4. Vermoeden/veronderstelling
5. Vergelijkingsargument
6. Emotioneel argument

Feitelijk argument

Dit kruispunt moet een rotonde worden, want uit onderzoek blijkt dat dat veiliger is. 

Ervaringsargument

Dit kruispunt moet een rotonde worden, want ik ben een keer bijna aangereden. 

Nut of (on)gewenst gevolg

Dit kruispunt moet een rotonde worden, want dan gebeuren er minder ongelukken.

Veronderstelling/vermoeden

Dit kruispunt moet een rotonde worden, want dan komen er vast minder files. 

Vergelijkingsargument

Dit kruispunt moet een rotonde worden, want in het dorp hiernaast zorgde dat voor veel minder file. 

Emotioneel argument

Dit kruispunt moet een rotonde worden, want ik vind kruispunten heel vervelend. 

Argumentatieschema's

Standpunt - argument

Standpunt: mening over een onderwerp 

Argument: ondersteunt standpunt om iemand te overtuigen

Opbouw argumentatie

Structuur:

Standpunt

Argument

want / omdat

dus / daarom

Argumentatieschema's (blz 232)

• enkelvoudige argumentatie
• nevenschikkende argumentatie
• onderschikkende argumentatie 
• mengvorm 

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES 

⇑

DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. 

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Oefenen met argumentatieschema's

Wat? Lezen blok 5 opdracht 1 (=huiswerk morgen), lezen blok 6 opdracht 1.

Geluid? De eerste 5 minuten stil, daarna zachtjes overleggen

Hoe? In je schrift

Hulp? Steek je hand op

Tijd? Tot het einde van de les

Klaar? Lezen blok 6 opdracht 2 (=huiswerk volgende week!)

Vooruitblik

• Morgen: inleveren leesautobiografie
• Morgen: huiswerk leesvaardigheid 
• Volgende week: huiswerk leesvaardigheid (zie Magister)