Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
LEESVAARDIGHEID
ARGUMENTEN (2) 3h
Slide 1 - Diapositive
Herhaling
Met een mening maakt de schrijver duidelijk hoe hij ergens tegenaan kijkt. Een ander woord voor mening is standpunt.
Dit standpunt kun je onderbouwen met argumenten. Hiermee maak je je mening aannemelijk(er).
Slide 2 - Diapositive
Herhaling
Een feitelijk / objectief argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden. Dit zijn uitspraken waarvan de schrijver denkt dat ze waar zijn.
Voorbeeld
- Als ik naar de bioscoop ga, ga ik het liefst naar de Vue, want die bioscoop is bij mij om de hoek.
Over een subjectief argument kun je van mening verschillen.
Voorbeeld
- Als ik naar de bioscoop ga, ga ik het liefst naar de Vue, want die bioscoop is het prettigst.
Slide 3 - Diapositive
Soorten argumenten
Feitelijk argument
Ervaringsargument
Nut of (on)gewenst gevolg
Vermoeden/veronderstelling
Vergelijkingsargument
Emotioneel argument
Slide 4 - Diapositive
Feitelijk argument
Dit kruispunt moet een rotonde worden, want uit onderzoek blijkt dat dat veiliger is.
Slide 5 - Diapositive
Ervaringsargument
Dit kruispunt moet een rotonde worden, want ik ben een keer bijna aangereden.
Slide 6 - Diapositive
Nut of (on)gewenst gevolg
Dit kruispunt moet een rotonde worden, want dan gebeuren er minder ongelukken.
Slide 7 - Diapositive
Veronderstelling/vermoeden
Dit kruispunt moet een rotonde worden, want dan komen er vast minder files.
Slide 8 - Diapositive
Vergelijkingsargument
Dit kruispunt moet een rotonde worden, want in het dorp hiernaast zorgde dat voor veel minder file.
Slide 9 - Diapositive
Emotioneel argument
Dit kruispunt moet een rotonde worden, want ik vind kruispunten heel vervelend.