Periode 4 lezen les 5: argumenten (2)

LEESVAARDIGHEID
ARGUMENTEN (2) 3h 
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

LEESVAARDIGHEID
ARGUMENTEN (2) 3h 

Slide 1 - Diapositive

Herhaling






Met een mening maakt de schrijver duidelijk hoe hij ergens tegenaan kijkt. Een ander woord voor mening is standpunt.

Dit standpunt kun je onderbouwen met argumenten. Hiermee maak je je mening aannemelijk(er). 

Slide 2 - Diapositive

Herhaling

  • Een feitelijk / objectief argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden. Dit zijn uitspraken waarvan de schrijver denkt dat ze waar zijn.
Voorbeeld
- Als ik naar de bioscoop ga, ga ik het liefst naar de Vue, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


  • Over een subjectief argument kun je van mening verschillen. 

Voorbeeld

- Als ik naar de bioscoop ga, ga ik het liefst naar de Vue, want die bioscoop is het prettigst.


Slide 3 - Diapositive

Soorten argumenten
  • Feitelijk argument
  • Ervaringsargument
  • Nut of (on)gewenst gevolg
  • Vermoeden/veronderstelling
  • Vergelijkingsargument
  • Emotioneel argument

Slide 4 - Diapositive

Feitelijk argument
Dit kruispunt moet een rotonde worden, want uit onderzoek blijkt dat dat veiliger is. 

Slide 5 - Diapositive

Nut of (on)gewenst gevolg
Dit kruispunt moet een rotonde worden, want dan gebeuren er minder ongelukken.

Slide 6 - Diapositive

Veronderstelling/vermoeden
Dit kruispunt moet een rotonde worden, want dan komen er vast minder files. 

Slide 7 - Diapositive

Vergelijkingsargument
Dit kruispunt moet een rotonde worden, want in het dorp hiernaast zorgde dat voor veel minder file. 

Slide 8 - Diapositive

Emotioneel argument
Dit kruispunt moet een rotonde worden, want ik vind kruispunten heel vervelend. 

Slide 9 - Diapositive

Soorten argumenten
  • Feitelijk argument
  • Ervaringsargument
  • Nut of (on)gewenst gevolg
  • Vermoeden/veronderstelling
  • Vergelijkingsargument
  • Emotioneel argument

Onthoud: objectieve argumenten zijn krachtiger dan subjectieve argumenten! 

Slide 10 - Diapositive

Het is goed dat de politie appende fietsers beboet, want appen op de fiets veroorzaakt dagelijks ongelukken.
A
Feitelijk argument
B
Ervaringsargument
C
Veronderstelling/vermoeden
D
Vergelijkingsargument

Slide 11 - Quiz

We moeten massaal overstappen op herbruikbare energie, want de fossiele brandstoffen dreigen op te raken
A
Feitelijk argument
B
Ervaringsargument
C
Veronderstelling/vermoeden
D
Vergelijkingsargument

Slide 12 - Quiz

Het is absurd dat ik een te-laat-briefje moet halen. Karel kwam vorige week ook vijf minuten te laat en hij mocht zonder briefje naar binnen.
A
Feitelijk argument
B
Ervaringsargument
C
Veronderstelling/vermoeden
D
Vergelijkingsargument

Slide 13 - Quiz

Dat boek is echt prachtig, tijdens het lezen stroomden de tranen over mijn wangen.
A
Nut of (on)gewenst gevolg
B
Ervaringsargument
C
Emotioneel argument
D
Vergelijkingsargument

Slide 14 - Quiz

De toetsdruk moet echt omlaag, want ik zit elke dag minstens een uur te leren
A
Feitelijk argument
B
Ervaringsargument
C
Emotioneel argument
D
Vergelijkingsargument

Slide 15 - Quiz

Je moet beter opletten tijdens de les, want je cijfers moeten omhoog.
A
Nut of (on)gewenst gevolg
B
Ervaringsargument
C
Emotioneel argument
D
Vergelijkingsargument

Slide 16 - Quiz

En nu jij...
Bedenk een standpunt en onderbouw deze met de 6 verschillende argumenten:
  • ervaringsargument
  • een feitelijk argument
  • Nut of (on)gewenst gevolg
  • Veronderstelling/vermoeden
  • Vergelijkingsargument
  • Emotioneel argument

(blz. 179 van je boek) 

Inleveren via Classroom

Slide 17 - Diapositive

Wat neem jij uit deze les mee 'naar huis'?

Slide 18 - Question ouverte