Voorbereiding stofwisseling en planten

Voorbereiding stofwisseling en planten
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Voorbereiding stofwisseling en planten

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar of niet waar?
Dissimilatie in de plant gaat 24 uur per dag door.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er met het gewicht van een individu waarbij in de cellen meer assimilatie dan dissimilatie plaats vindt?
A
gewicht neemt toe
B
gewicht blijft gelijk
C
gewicht neemt af
D
ik heb geen idee...

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de rol van de alcoholgisting binnen de anaerobe dissimilatie?
A
Maken van ATP
B
Terugwinnen van NAD+
C
Terugwinnen van NADP+
D
Maken van NADH

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij dissimilatie...
A
Wordt een organische stof afgebroken en hier is energie voor nodig
B
Wordt een organische stof afgebroken en hier komt energie bij vrij
C
Wordt een organische stof opgebouwd en hier is energie voor nodig
D
Wordt een organische stof opgebouwd en hier komt energie bij vrij

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Hoeveel ml O2 wordt er door deze plant per uur door de dissimilatie verbruikt?

A
200 ml/uur
B
250 ml/uur
C
0 ml/uur
D
Niet te bepalen

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Bij welke lichtintensiteit is de snelheid van de fotosynthese 2x zo groot als die van de dissimilatie?


A
0 lux
B
2 lux
C
4 lux
D
6 lux

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij dissimilatie...
A
is energie nodig
B
komt energie vrij

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is dissimilatie?
A
afbraak van glucose waarbij energie vrijkomt
B
afbraak van organische stoffen waarbij energie vrijkomt
C
afbraak van glucose waarbij energie wordt vastgelegd
D
afbraak van organische stoffen waarbij energie wordt vastgelegd

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dissimilatie is...
A
Afbraak van organische moleculen
B
Afbraak van anorganische moleculen
C
Opbouw van organische moleculen
D
Opbouw van anorganische moleculen

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer doet een plant aan aerobe dissimilatie?
A
Als er licht is
B
vanaf 12:00 uur 's middags
C
Altijd
D
Als het donker is

Slide 11 - Quiz

Een plant doet 24/7 aan dissimilatie, maar alleen als er licht is aan assimilatie. 
In welk deel van de aerobe dissimilatie van glucose is (indirect of direct) zuurstof nodig?
A
In de glycolyse
B
In het pyruvaat-dehydrogenase complex
C
In de citroenzuurcyclus
D
In de oxidatieve fosforylering

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nodig voor aerobe dissimilatie
Dit ontstaat bij dissimilatie
Water
Energie
Koolstofdioxide
Organische stof
Zuurstof
Stikstof

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Tweeslachtige bloem
Eenslachtige bloem (mannelijk)
Eenslachtige bloem (vrouwelijk)

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Windbloem
Windbloem
Insecten-bloem
Insecten-bloem
Insecten-bloem

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Aerobe dissimilatie
Alcoholgisting
Melkzuurgisting
Voortgezette assimilatie
Koolstofassimilatie

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de werkende enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een enzym past precies op de om te zetten stof. Dat betekent dat het enzym ...
A
stofspecifiek is
B
reactiespecifiek is
C
substraatspecifiek is
D
soortspecifiek is

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie kunnen er geen koolstofassimilatie laten plaatsvinden?
A
Producenten en reducenten
B
Consumenten en producenten
C
Reducenten en consumenten

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Assimilatie die heterotrofe organismen kunnen uitvoeren
A
koolstofassimilatie
B
voortgezette assimilatie
C
beide
D
geen

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

DNA wordt gemaakt bij:
A
Assimilatie
B
Dissimilatie
C
Voortgezette assimilatie
D
Voortgezette dissimilatie

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waardoor groeien planten beter als de bodem luchtig is?
A
Er is zuurstof nodig voor de omzetting van ammonium naar nitraat
B
Er is zuurstof nodig voor de omzetting van nitraat naar ammonium
C
Er is stikstof nodig voor de omzetting van ammonium naar nitraat
D
Er is stikstof nodig voor de omzetting van nitraat naar ammonium

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke richting vindt transport door bastvaten meestal plaats in de stengel?
A
omhoog
B
naar beneden

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar in de wortel vindt
de meeste productie van
auxine plaats?
A
Plek 1
B
Plek 2
C
Plek 3
D
Plek 5

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van auxine in planten?
A
Bescherming tegen ziektes
B
Verandering van kleur van de bloem
C
Vermindering van groei en ontwikkeling
D
Bevorderen van groei en ontwikkeling

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kan deze plant zich
voortplanten?
A
Alleen ongeslachtelijk
B
Alleen geslachtelijk
C
Zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk
D
op geen van beide manieren

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

hoe kan deze plant zich voortplanten?
A
door zaden
B
door sporen

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is waar, als het gaat om transport in planten?
A
Glucose gaat via houtvaten naar de wortel
B
Water gaat via de houtvaten omhoog
C
Water gaat via de gastvaten omhoog
D
Houtvaten zitten aan de buitenkant van een boomstam / stengel

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waaruit bestaat de waterpotentiaal?
A
De osmotische potentiaal en de worteldruk
B
De drukpotentiaal en de capillaire werking
C
De osmotische potentiaal en verdamping
D
De osmotische potentiaal en de drukpotentiaal

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Parnassia is een zeldzame plant die in vochtige duinvalleien voorkomt. In  de afbeelding is een bloem en een bloemdiagram van parnassia weergegeven. Een bloemdiagram geeft schematisch de bouw van een bloem weer.
Worden de bloemen van de parnassia bestoven door de wind of door insecten? Of is dit niet uit de informatie op te maken?
A
bestoven door de wind
B
bestoven door insecten
C
dit is niet op te maken uit de informatie

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions