Thema 2 les 3

Thema 2:Natuur en Techniek les 3
1. Onderzoekend leren in de kleine kring
2. Ontwerpend leren in de grote kring
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuur en techniekHBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Thema 2:Natuur en Techniek les 3
1. Onderzoekend leren in de kleine kring
2. Ontwerpend leren in de grote kring

Slide 1 - Diapositive

Vandaag gaan wij onderzoekend leren in de kleine kring afronden. Het is belangrijk dat als jullie het niet meer gaan doen in je stage, of doordat stage dicht moet het er niet meer van gaat komen je goed luistert naar je mede studenten. 
Zij hebben het al uitgevoerd en weten welke vragen zij hebben gesteld. Jij hebt dit nodig om de toets goed te kunnen maken. 


Bij onderzoeken staat de kennis voorop.
Bij ontwerpen staat het maken van een product voorop. 
Prentenboeken lenen zich super goed voor ontwerpende onderzoekjes in de kring. 

Neem boek geschiedenis  mee. Leen boeken uit de OWP voor de opdracht. 
Zet materialen klaar voor de opdracht

Slide 2 - Diapositive

Vorige week heb ik een voorbeeld laten zien van magneten. 

Vandaag over kleur. Dat je makkelijk kan doen in de klas.
Proefjes verwonderen de kinderen. 
Bij ieder thema is wel iets te verzinnen dat passend is. Als themaopening, tussendoor verkleed als professor of boer. Proefjes verwonderen wat het startpunt kan zijn voor mooie lessen. 

Vaak wordt er in thema's kleuren mengen gedaan dan doet de juf het voor in de klas, maar veel leuker is om dat te laten zien. Of dat nu is om te laten zien dat planten echt water nodig hebben of mengen .

En laat het staan in een hoek, zodat de kinderen er later zelfstandig verder mee en aan kunnen werken. 

Lesverloop; kleine en grote kring
Inleiding
Vakinhoud; vogels, bloemen en schimmels

Kern (1) 
Onderzoekend leren en stageopdracht (kleine kring)
Kern (2)
Ontwerpend leren in de grote kring 

Afsluiting; voorbereiding volgende les

Slide 3 - Diapositive

Ga het lesverloop door. Wat gaan wij doen vandaag. 

Les 1 over vogels, twee over insecten, vandaag over de planten, bloemen en schimmels. Iedere les at weetjes en eigen kennis centraal, omdat het belangrijk is dat je er zelf ook wat van weet. 
Zonder kennis kun je ook de kinderen niet de juiste kennis en vaardigheden aanleren. 
Wees je dus bewust van je eigen kunnen, en bereid je lessen super goed voor!

Welke geluid is van de merel?
A
B
C
D

Slide 4 - Quiz

A = vink

B = merel

C = roodborst

D = pimpelmees

Basisstof 6.1 Bloemen

www quiz; bloemen 

Slide 5 - Diapositive

Vogels gehad, insecten gehad dan nu de bloemen.
dovenetel
paardenbloem
madeliefje
brandnetel

Slide 6 - Question de remorquage

1 = madeliefje

MEizoentje.Door de eeuwen heen heeft het madeliefje altijd magische en symbolische betekenis gehad. In de Noorse mythologie was het gewijd aan de godin Freya en stond het voor liefde en vruchtbaarheid. Bij de Germanen was hetr madeliefje gewijd aan Ostara, de godin van de lente. ... De Madeliefjes symboliseerden daarmee de lente.

De planten vormen rozetten met spatelvormige behaarde bladeren die zo'n vijf cm groot worden. De meestal bladloze stengels dragen één hoofdje. De lintbloemen zijn wit maar soms kleuren de randen rood tot paars. De vele buisbloemen zijn geel.

2=paardenbloem

De paardenbloem is een gekende plant met gele bloemen en zaden in pluisjesbollen die kinderen graag wegblazen. De bladeren liggen plat of rechtopstaand in een rozet, waardoor ze goed bestand zijn tegen begrazing en maaien. In een dicht gazon zal paardenbloem wat moeilijker kiemen, maar als er wat beschadiging is van de grasmat des te meer.

3 =brandnetel
zelfde bladeren
gezaagde bladeren,  brandharen. stengel en boven en onder de bladeren. brandharen brekenen er komt histamine vrij dat zich kenmerkt als een hooikoortsreactie 
je hebt mannelijke en vrouwelijke planten. herkenbaar aan debloemen. mannen geel (stuifmeerin helmhokken) vrouw wit. 

Het sap van hondsdraf, weegbree of zuring kan helpen om het branderig gevoel bij het netelen te verzachten. Deze planten groeien meestal in de buurt van de brandnetel zodat je niet ver hoeft te zoeken.
Aanraking met brandnetels wordt gemeden door de mens, omdat de brandharen van de plant jeukende en geprikkelde huidirritaties veroorzaken. Deze brandharen (uitsteeksels van de bladeren) bevatten namelijk stoffen als histamine en diverse zuren. ... Door de bladeren te koken of te drogen verliezen de brandharen hun werking.


4=dovenetel
witte bloemen

De naam dovenetel komt van de oude betekenis doof = niet werkend, gedoofd. De bladeren en stengels lijken sterk op die van de brandnetel, maar hebben geen netels met mierenzuur. ... In dovenetelblad of stengels zitten altijd wel wat roodbruine elementen: vlekjes of nerven bijvoorbeeld. Bij brandnetels komt dit nooit voor.

De bladeren zijn gezaagd en lijken nogal sterk op die van de Grote brandnetel. Ze zijn ook sterk behaard, maar het zijn geen brandharen. De naam dovenetel is hiervan afgeleid, hij brandt namelijk niet. Het meest opvallende kenmerk van de plant zijn de witte tweezijdig symmetrische lipbloemen.
Kelkbladeren
Kroonbladeren
Bloembodem
Nectarkliertjes
Andere delen van de bloem zitten hier op vast
Groene blaadjes die de bloem beschermen
Hier wordt nectar gemaakt
Gekleurde bloemblaadjes

Slide 7 - Question de remorquage

a bloembodem

b kelkbladeren


c nectarkliertjes


d kroonbladeren


Bloembodem
Zitten onderdelen van de bloem op vast
Bloemkelk (bevat kelkbladeren)
Beschermen de bloem als die in de knop zit tegen kou, uitdroging en beschadiging (vraat)
Bloemkroon (bevat kroonbladeren)
Insecten lokken
Meeldraden
Mannelijk voortplantingsorgaan
Bestaat uit helmdraad en helmknop (bevat in de helmhokjes stuifmeelkorrels)
Stamper
Vrouwelijk voortplantingsorgaan
Bestaat uit vruchtbeginsel, stijl en stempel
Vruchtbeginsel
Bevat een of enkele zaadbeginsels = vrouwelijke voortplantingscel met kern
Nectarkliertjes
Nectar maken om insecten te lokken
Bloemkelk --> kelkbladeren 
Bloemkroon --> kroonbladeren

Slide 8 - Diapositive

dovenetel
Leuk om te vertellen dat bloemen met opvallende kroon bestoven worden door bestuivers. Bij deze bloem kruipt de bij en in en dan tikt de meeldraad met een soort tik tegen de rug.
Filmpjes

meeldraden mannelijk

stamper vrouwelijk

Witte dovenetel is een echte bijenplant. De plant bevat zoveel honing dat kinderen de bloemen uitknijpen zodat ze iets wat honing proeven. Bij het aanvliegen van de bloem worden insecten door een hefboommechanisme aan de meeldraden met stuifmeel overdekt, zodat ze bij de volgende bloem die ze bezoeken de bestuiving kunnen verzorgen. Dit principe werkt bij bijna elk lid van de de lipbloemenfamilie (Labiatae of Lamiaceae; beide namen zijn toegestaan) waar deze plant onderdeel van is. Witte dovenetel bloeit al in April tot en met de herfst.


bloeiwijze
bloemstengel
(1) bloembodem
bloemdek (perigonium) of
 bloembekleedselen, periant
(2) kelkbladen (sepalen)
(3) kroonbladen (petalen)
(4) meeldraden (androecium)
helmdraad (filament)
helmknop (anthere)
(5) de stamper (pistillum)
het vruchtbeginsel (gynoecium)
stijl en
stempel

Slide 9 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Wist je datjes

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Vidéo

Hoe kunnen bomen met elkaar praten
Wanneer je in een bos loopt zie je eigenlijk alleen maar het bovenste gedeelte van het bos. Je ziet de boomstammen, de takken, de bladeren en de kruinen, maar wat er allemaal onder de grond zit, zie je vaak niet.
Onder de grond van een bos zit veel meer dan je denkt. Niet alleen de wortels van de bomen zitten onder de grond; onder je voeten bevinden zich miljoenen kilometers aan schimmeldraden. Zo veel zelfs, dat één kubieke centimeter bosgrond al meer dan 100 meter aan schimmeldraden bevat.
Deze schimmeldraden hebben een heel speciale functie. Ze verbinden bomen met elkaar. De ene kant van de schimmeldraad zit tegen (en soms zelfs in) het uiteinde van de wortels van de ene boom en de andere kant van de schimmeldraad zit tegen het uiteinde van de andere boom. Op die manier staan de wortels van bomen met elkaar in contact, waardoor ze met elkaar kunnen communiceren. Dit fenomeen heeft de geestige en toepasselijke naam Wood Wide Web gekregen.


Zieke bomen kunnen bijvoorbeeld aangeven dat het niet goed met ze gaat. De bomen in hun omgeving zullen dan geen voedingsstoffen meer uit de buurt van de zieke boom opnemen. 

Als het écht niet goed gaat kunnen zieke bomen zelfs om hulp vragen. De bomen in de omgeving zullen dan extra voedingsstoffen sturen naar de zieke boom. Via de schimmels sturen de bomen dan suikers naar de zwakkere boom. 

Wanneer de boom merkt dat hij de ziekte niet zal gaan overleven, geeft hij de voedingsstoffen weer terug aan de community.

Ook kunnen grote en sterke bomen de jonge boompjes in hun omgeving extra voeding geven, zodat ze moeilijke periodes kunnen overleven. Ze lijken dan echt een sterke moeder-dochterband te hebben.
Wanneer een boom merkt dat er droogte aan gaat komen in het bos, geeft de boom dat door aan zijn omgeving, zodat zij zich kunnen voorbereiden op de moeilijke tijden. En wanneer een boom geteisterd wordt door een plaag of een insectenaanval geeft hij via de schimmels een signaal door. De bomen in de omgeving kunnen de aangevallen boom dan helpen en zelf voorbereiden op hun eigen verdediging.
Een voorbeeld van zo’n verdediging is dat blaadjes van de bomen alvast bitter worden, zodat wanneer de insecten naar hen toekomen, de blaadjes in ieder geval niet meer aantrekkelijk zijn.
Kern 1; Didactiek
Vragen stellen bij onderzoekend leren
  1. Voorkennis activeren
  2. Vakinhoudelijke kennis uitbreiden
  3. Stageopdracht 1; vraaggesprek met een kleuter

Slide 12 - Diapositive

Dan de inhoudelijke les. Wat gaan we doen. Eerst weer even terughalen van de vorige keer. Dat was al voor de vakantie, dus misschien even nodig. Waar hebben we het over gehad. 

Daarna een klein stukje vakinhoudelijke kennis zoals de vorige les ook gedaan is met geluid en trilling

Daarna Gaan wij luisteren naar jullie Kleine kringen met de klas. Wat is een kleind ekring eiogenlijk. ? Iemand al een grote kring gedaan? 
De volgede opdracht gaan we voor de griote kring een ontwerpprobleem aanpakken. 
3

Slide 13 - Vidéo

een voorbeeld kijk eens mee naar dit filmpje. 
01:33
Kun je in de spiegel iets achter je zien is een....
A
voorspellingsvraag
B
onderzoekbare vraag
C
verklaringsvraag
D
waarderingsvraag

Slide 14 - Quiz

Want de spiegel in de hand.
02:19
Kun je de spiegel zo houden dat je me in de spiegel kan zien is een...
A
onderzoekbare vraag
B
verklaringsvraag
C
voorspellingsvraag
D
hoe heet dit... vraag

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

02:20
welke conclusie wil de student dat de kinderen trekken? (=kennisdoel)
A
als je in de spiegel kijkt dan zie je jezelf.
B
als je de spiegel draait dan zie je andere dingen.
C
als je in de spiegel kijkt dan kun je achter je kijken.
D
als je in de spiegel kijkt dan zie je alles andersom.

Slide 16 - Quiz

nabespreken; welk doel kies je en met welke vraag/ activiteit controleer je of je doel behaald is.

Slide 17 - Vidéo

hoe werkt het spiegelbeeld als je in een holle lepel kijkt?
whiteboard



Als het metaal van de lepel een beetje glad is, dan weerkaatst het licht als een spiegel. Een vlakke spiegel zou het licht recht weerkaatsen. Daarom zie je je spiegelbeeld in een vlakke spiegel niet vervormd.
Door de vorm van de lepel is het geen gewone spiegel. De bolle kant van de lepel is een bolle spiegel en die weerkaatst het licht een beetje alle kanten op. Het licht divergeert en het spiegelbeeld is daarom vervormd. Het beeld is in het midden groter of dikker dan daaromheen. Zo kan het lijken alsof je een grote dikke neus hebt gekregen.
De holle kant van de lepel is een holle spiegel en die weerkaatst het licht naar een punt vlak voor de spiegel. Het licht convergeert naar dit brandpunt. Tussen het brandpunt en de spiegel staat het beeld nog rechtop. Na het brandpunt, waar je bij dit proefje kijkt, staat het beeld op zijn kop. In het brandpunt zijn boven–onder en links–rechts omgekeerd.

teken
Vakinhoud; Zelf boven de stof staan:
Hoe komt het dat je met een spiegel de juf naast je kan zien?

Slide 18 - Question ouverte

koppeling met dode hoek vrachtwagen

Doordat licht op de spiegel weerkaatst wordt onder dezelfde hoek als dat het de spiegel raakt, zie je andere dingen in de spiegel als je hem niet recht maar schuin houdt.
Spiegel
Hoe werkt een spiegel? 
Als alle lichtstralen de zelfde kant op reflecteren.
De hoek van het invallende licht zal met dezelfde hoek worden gereflecteerd. (denk aan een lepel)

Slide 19 - Diapositive

Een spiegel bestaat uit drie lagen. De buitenste laag bestaat uit glas. Het glas houdt de spiegelende laag bij elkaar en beschermt hem. Daarachter zit de spiegelende laag. Deze bestaat uit een dun laagje metaal. De lichtstralen gaan door het glas heen en de spiegelende laag weerkaatst deze stralen. Zo kun je jezelf zien! Aan de achterkant van de spiegel zit de deklaag. Deze laag bestaat uit zwarte lak. Op die manier kijk je niet door de spiegel heen!
Vroeger werden spiegels met de hand gemaakt. Maar tegenwoordig gaat dat natuurlijk allemaal machinaal.


Een spiegel kaatst het licht altijd netjes terug. Dan is het spiegelend. 

Spiegelende terugkaatsing

diffuse terugkaating alle kanten terug kaarten witte muur of papier andere dingen die niet mooi spiegelend zijn,. 
Lichtstraal verdwijnt in kleine lichtstralen. 

hoek van i is hoek van t

teken spiegel
normaallijn
lichtstraal die inkomt. meet hoek 28 graden 
dan ook 28 graden hoek uitval. 

de kleur groen wordt doro spiegels het beste weerkaarts


welke spiegel hefet een kleur de kleur van iets is het gene dat wordt geabsorbeert welke kleur heeft een spiegel dus.  de spiegel is groen. 
Stageopdracht 1; Post je foto
licht toe; je onderwerp, je doel (behaald?), de vaktaalwoorden

Slide 20 - Question ouverte

Wereldvakken: natuur & techniek
Doe in een kleine kring een proefje, waarbij afwisselend onderzoekbare en niet-onderzoekbare vragen gesteld worden. Kies hiervoor bijvoorbeeld 1 of meerdere proefjes over 1 concept van www.proefjes.nl , die geschikt zijn voor kleuters.
• Formuleer 1 kennisdoel (over het concept van je proefje) dat je wilt behalen. Is het gelukt om je kennisdoel te behalen? Hoe heb je dit gecontroleerd?
• Deel een foto van een moment uit je kleine kringgesprek tijdens de nabespreking van de stageopdracht in les 3 in LessonUp. Als toelichting kun je bij je foto uitleggen welke door jouw gestelde vragen belangrijk waren om je kennisdoel te behalen.




welke vragen zijn gesteld? Wat was de inhoud die je zelf goed moest kennen om dit gesprek te voeren?


De eerste helft van de les kijken we naar de foto's die de studenten hebben gemaakt die de kleine kring activiteit hebben uitgevoerd. Hoe formuleer je een goed kennisdoel voor kleuters? Hoe belangrijk waren de verschillende vragen, zowel onderzoekbaar als niet-onderzoekbaar om je doel te bereiken en te controleren of je het ook hebt behaald? 
Ontwerpend leren in de grote kring
1. Probleem herkennen in een prentenboek
2. Bespreken van het probleem en oplossingen voor het probleem in de grote kring
3. Stageopdracht 2

Slide 21 - Diapositive

Dan nu de grote kring. 

We hebben het gehad over onderzoekend leren. vragen stellen in de kring en daar met de kinderen een proefje mee doen. Nu gaan wij naar de grote kring, dus de kring met alle kinderen. Wie leest er wel eens een prentenboek voor. Waarom ? Waarom in de kring ?

Hier gaan wij een ontwerpprobleem bij bedenken. In prentenboeken komt vaak een probleem naar voren. Prentenboeken zijn dan ook een super goed uitgangspunt voor een ontwerpprobleem en erg leuke les.

Wij gaan met elkaar opzoek naar het probleem en kijken of wij daar met elkaar een oplossing voor kunnen bedenken. 

Dat vraagt creativiteit van de kinderen. en van jouw.

Opdracht in het stageboek :

Wereldvakken: natuur & techniek
• Vertel een verhaal in de grote kring aan de hand van een prentenboek.
• Verzin een ontwerpprobleem dat je tijdens het verhaal tegenkomt.
• Maak een visuele mindmap met de kinderen op het smartboard, waarin je met kinderen brainstormt over mogelijke oplossingen voor het probleem.
• De studenten die al in de gelegenheid zijn om de opdracht uit te voeren mogen inbrengen hoe de opdracht is gegaan. Zorg dat je een foto van de uiteindelijke mindmap bij de hand hebt.

Slide 22 - Diapositive

Kinderen zijn jonge ontwerpers . Zij gebruiken hun verbeelding om de meest creative opliossingen te vinden om een probleem op te lossen. Ze gaan vaak niet gestructureerd te werk, maar doen dt via trial en error.
Zij ontwikkleen eigen ideeen en vertalen dat naar een tastbaar product

ontwerpen is een creatief proces je bouwt niet iets na, maar ontwerpt vanuit jouw eigen creativiteit een oplossing voor het probleem. 


En creativiteit is het belangrrijk dat je zo veel moge,llijk dingen kan bedenken en dat alles goed is. 
creativiteit

Slide 23 - Carte mentale

whiteboard

VErtel eens wat is creativiteit eigenlijk? 

Hoe ziet dat er uit? 
Wat heb je daarvoor nodig (kennis)

Slide 24 - Diapositive

Kenmerkend voor creativiteit is dat je alle kanten op kunt denken. Denk alle kanten op. (divergent denken)

Alle ideeen zijjn goed. alles mag en alles kan. Zorg er dus voor dat je jezelf geen blokkaders oplegt door al te schiften in je iedeeen. Laat dat de kinderen ook niet doen. Als je wil dat de kinderen zo creatief mogelijk kunnen denken, laat je hen dat dus doen zonder beperkingen. 
Ontwerpvraag; HKJ

Slide 25 - Diapositive

Als je straks in de kring zit en je lees een boek voor, starten ontwerpovragen vaak met HJK vragen. 


Ontwerpvragen bij een boek starten vaak met hoe kun je ...... 


Hoe kun je op een leuke manier de tafels leren?
Hoe kun je droog blijven als je in de regen fi etst?
Hoe kun je op een fi jne manier op tijd wakker
worden?
Hoe kun je met één hand je broek aan- en
uitdoen?
Hoe kun je zo min mogelijk elektriciteit
gebruiken op school?



uitleggen wat een HKJ vraag is.


Ontwerpend leren start vaak bij een probleem/behoefte waar iets mee gedaan moet worden. Om de kern van het probleem/behoefte weer te geven, wordt vaak gebruik gemaakt van ontwerpvragen. Goede ontwerpvragen zorgen ervoor dat leerlingen aan oplossingen gaan denken en zij ideeën krijgen. Dit komt van pas in stap 2: ‘Ideeën verzinnen en selecteren’ van de ontwerpcyclus.


Een ontwerpvraag heeft wel vaak een aantal kenmerken. Zo begint een ontwerpvraag vaak met ‘Hoe kun je…’ of ‘Hoe kunnen wij…’ en zijn ontwerpvragen concreet en open geformuleerd. Hierbij is het wel belangrijk geen bepaalde denkrichting aan te geven, zodat het ideeën verzinnen niet een bepaalde kant op wordt gestuurd. Daarnaast zijn ze ook vaak positief en kort geformuleerd en moeten ze relevant zijn voor het ontwerpprobleem en de behoefte die er is.

Hoe kun je op een leuke manier de tafels leren?
Hoe kun je droog blijven als je in de regen fi etst?
Hoe kun je op een fi jne manier op tijd wakker
worden?
Hoe kun je met één hand je broek aan- en
uitdoen?
Hoe kun je zo min mogelijk elektriciteit
gebruiken op school

Slide 26 - Diapositive

We gaan het eens doen. Dit boek kennen jullie van geschiedenis. Ridder Felix komt op een gegeven moment in de middeleeuwen. Dat is een gevaarlijke tijd met allemaal blikke mannen. Dat geen meteen een probleem want felix voelt zich niet veilig. Het is er eigenlijk maar eng. 

Lees een stukje voor. 




dit boek/ verhaal kennen ze van geschiedenis les 3

Slide 27 - Diapositive

Hoe kan felix zich beschermen 

Doen met postitts. 

uitvoeren zo veel mogelijk en doorschuiven.

Hoe zou een ..... dit oplossen. enz. 

Gebruik 3 kleuren postits. 
doen met een klein groepje

schuif door doe weer met een klein groepje

schuif door doe weer met een klein groepje geef aan hoe zou .... dit oplossen. 
Hoe kan Felix zich beschermen?

Slide 28 - Carte mentale


Probeer allemala de leukste eruit te halen

lukt het ook om een leukste te bedenken

Kunnen w edat nu in de werkles gaan maken? 
Wat heb je dan nodig? 
Hoe zou je dta gaan doen? 
waar denk je dan aan? 


denk alle kanten op.
Bespreek na, zijn het veel ideeën, verschillende ideeën en zitten er ook originele (nieuwe) ideeën bij?

Slide 29 - Vidéo

voorbeeld 

Slide 30 - Lien

Een super leuke ite wara je direct mee aan de slag kan en eventueel kan gebruiken in de lessen in d eklas. is ontwerpenindeklas.nl

Laten we er samen eens naar kijken
Hier staan namelijk super veel voorbeelden op die al uitgewrekt zijn naar verschillende prenstenboeken. 

Slide 31 - Lien

Moppereend (feb)

Slide 32 - Lien

Monsters vangen

Slide 33 - Lien

Ontwerp iets waardoor
piet makkelijk bij de kleine pakjes kan.

Slide 34 - Lien

Leg dit project kort uit; belangrijk ideeënstarter in stap 2; dit kan ook op het digibord.
Speciaal verzoek van de studenten.


stap 2 ideeen starter uitleggen tekening van 
Hoe kun je kun je zorgen dat Piet genoeg licht heeft op het dak?
› Hoe kan Piet de pakjes ook in het donker bij het juiste kind bezorgen?

Prentenboek
Pak nu een prentenboek erbij.
  • Waar gaat het verhaal over?
  • Is er een pagina waarbij je een probleem/ behoefte kunt formuleren?
  • Formuleer het probleem/ behoefte  in een ontwerpvraag (HKJ)?
  • Bedenk minimaal 3 verschillende oplossingen voor het probleem.

Post een plaatje uit het boek (voorkant)
Presenteer aan de groep.

Slide 35 - Diapositive

per 3-tal bespreken
Post een plaat uit je prentenboek

Slide 36 - Question ouverte

In 1 min.

Slide 37 - Diapositive

Wereldvakken: natuur & techniek
• Vertel een verhaal in de grote kring aan de hand van een prentenboek.
• Verzin een ontwerpprobleem dat je tijdens het verhaal tegenkomt.
• Maak een visuele mindmap met de kinderen op het smartboard, waarin je met kinderen brainstormt over mogelijke oplossingen voor het probleem.
• De studenten die al in de gelegenheid zijn om de opdracht uit te voeren mogen inbrengen hoe de opdracht is gegaan. Zorg dat je een foto van de uiteindelijke mindmap bij de hand hebt.