Zinsontleding - OND, PV, WWG (LV)

Nederlands - zinsontleding
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Nederlands - zinsontleding

Slide 1 - Diapositive

Wat ga je vandaag leren?
  • Waarom zinsontleding belangrijk is
  • Wat een persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde zijn
  • Wat een onderwerp is
  • Wat het lijdend voorwerp is (voor gevorderden)

Slide 2 - Diapositive

Waarom zinsontleding?
Als je een goede, foutloze tekst wilt schrijven, heb je veel aan de kennis van de juiste zinsopbouw. Bij zinsontleding leer je te kijken hoe een zin in elkaar zit en hoe deze wordt opgebouwd.

Zonder kennis van zinsontleding zou je kunnen schrijven "Honden kunnen kiespijn hebben, net als ons", zonder de fout te zien. (honden kunnen, net als ons, kiespijn hebben)


Slide 3 - Diapositive

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Werkwoorden zijn altijd dingen je kunt doen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm?
  1. De zin vragend maken (het ijs smelt → smelt het ijs?)
  2. De tijd in de zin veranderen (het ijs smelt → het ijs smolt)
  3. Het aantal veranderen (het ijs smelt → de ijsjes smelten)

Slide 6 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
"Ik aai mijn hond"

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
"Ik heb haar gebeld"

Slide 8 - Question ouverte

Werkwoordelijk gezegde
"Ik heb haar gebeld", hier staan toch twee werkwoorden in? Waarom is dan alleen heb de persoonsvorm?

In een zin heb je soms meerdere werkwoorden. Alle werkwoorden in een zin noem je het werkwoordelijk gezegde (wwg). In de zin "Ik heb haar gebeld" zijn heb en gebeld dus het werkwoordelijk gezegde.

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld WWG
Ik eet → WWG = eet
Ik heb met de hond gewandeld → WWG = heb gewandeld
Jij wil graag een kat hebben → WWG = wil hebben
Wij hebben patat besteld → WWG = hebben besteld
----------------------------------------------------------------------
Ik eet, jij eet, wij eten
Ik heb, jij hebt, wij hebben                    
Ik wil, jij wilt, wij willen  
Ik wandel, jij wandelt, wij wandelen     ......      enzovoorts.                       


Slide 10 - Diapositive

Wat is het WWG in deze zin?
"Gisteren heb ik een spel gespeeld"

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het WWG in deze zin?
"Ik wil die som kunnen oplossen"

Slide 12 - Question ouverte

Het ondewerp
Je kunt het onderwerp van de zin vinden door jezelf deze vraag te stellen: wie of wat + wwg? 

In een zin zit altijd maar één onderwerp. Een onderwerp kan wel uit meerdere woorden bestaan. Kijk maar naar de volgende dia. 




Slide 13 - Diapositive

Voorbeelden onderwerp
"De lieve jongen gaf mij een cadeau" 
PV gaf
WWG gaf
Wie of wat gaf? De lieve jongen

Slide 14 - Diapositive

Voorbeelden onderwerp
"We mogen geen handen schudden" 
PV mogen
WWG mogen schudden 
Wie of wat mogen schudden? we

Slide 15 - Diapositive

Wat is het onderwerp in deze zin?
"Ik wil naar buiten"

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in deze zin?
"Hij voerde de vis"

Slide 17 - Question ouverte

Huiswerk
Maak het stencil die je in de mail hebt gekregen. Ben je klaar? Stuur het stencil op. Dit moet vóór volgende week donderdag klaar zijn!

Vond je dit makkelijk? Dan mag je nog bij de les blijven om uitleg te krijgen over het lijdend voorwerp (lv).

Slide 18 - Diapositive

Het lijdend voorwerp
Er kan een lijdend voorwerp in een zin staan, maar dat hoeft niet. Er staat altijd maar één lijdend voorwerp in de zin. 

Het lijdend voorwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Slide 19 - Diapositive

Voorbeeld lijdend voorwerp
"Ik heb mijn moeder een cadeau gegeven" 
PV heb
WWG heb gegeven
OND ik
Wie of wat heb ik gegeven? Een cadeau

Slide 20 - Diapositive

Wat is het LV in deze zin?
"Ik gaf een mooie roos aan haar"

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het LV in deze zin?
"Teun gaf de groene bal aan Lotte"

Slide 22 - Question ouverte

Huiswerk
Maak het stencil die je in de mail hebt gekregen. Heb je de uitleg over het lijdend voorwerp ook gevolgd? Dan maak je de drie sterren opgave ook. 

Stuur het gemaakt huiswerk vóór de volgende les op.

Slide 23 - Diapositive