Periodiek systeem

Wat weet je nog?
Welk element heeft de afkorting C?
1 / 32
suivant
Slide 1: Question ouverte
ChemieSecundair onderwijs

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat weet je nog?
Welk element heeft de afkorting C?

Slide 1 - Question ouverte

wat weet je nog?
Welk element heeft de afkorting O?

Slide 2 - Question ouverte

wat weet je nog?
Welk element heeft de afkorting Pb?

Slide 3 - Question ouverte

wat weet je nog over de bouw van een atoom?

Slide 4 - Question ouverte

Atomen
Atomen zijn de kleinste deeltjes waarin materie met scheikundige methoden opgedeeld kan worden.
Een atoom is onvoorstelbaar klein; er gaan meer atomen in een glas water, dan glazen water in alle oceanen op aarde

Slide 5 - Diapositive

Wat staat steeds bovenaan bij een element?
A
atoomnummer
B
massagetal

Slide 6 - Quiz

Bouw van een atoom
  • atoomkern met protonen (p+)  en neutronen (n°)
  • elektronenmantel  (e-)

Slide 7 - Diapositive

Wat kan je zeggen over het aantal protonen en elektronen in een atoom?

Slide 8 - Question ouverte

een atoom is neutraal?
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

de massa van de elektronen is?
A
veel groter dan de massa van de protonen
B
veel kleiner dan de massa van de protonen
C
veel groter dan de massa van de neutronen

Slide 10 - Quiz

Door welk(e) deel(tjes) wordt de massa van een atoom bepaald?
A
elektronen en protonen
B
protonen
C
protonen en neutronen
D
neutronen

Slide 11 - Quiz

  • atoomnummer = aantal p+ = e- ( bepaald de chemische eigenschappen)
  • massagetal = p+ + n° (bepaald de fysische eigenschappen)

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Waar vind je het atoomnummer en massagetal terug?

Slide 14 - Question ouverte

Welke elementair deeltje bepaalt de atoomsoort?
A
Protonen
B
Neutronen
C
Elektronen

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

oefeningen p14
welk elementair deeltje bepaald de atoomsoort? (met lidwoord)

Slide 17 - Question ouverte

We kennen van een element slechts het massagetal en we beschikken niet over een tabel.Welke bewering is juist?
We kunnen:
A
Het aantal neutronen vinden
B
Het aantal protonen en elektronen vinden
C
Het aantal protonen, elektronen en neutronen vinden
D
Geen aantallen protonen, elektronen en neutronen vinden

Slide 18 - Quiz

Wat weet je nog over de term isotopen?

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Wat is er juist?
Een Cl met A=35 heeft ten opzichte van een Cl met A=37

A
2 elektronen meer
B
1 neutron en 1 proton minder
C
2 neutronen minder
D
1 neutron en 1 proton meer

Slide 21 - Quiz

Zoek het aantal protonen, elektronen en neutronen van:
Au A= 197 Z= 79

A
p= 79 e= 118 n= 118
B
p= 79 e= 118 n= 118
C
p= 118 e= 118 n= 79
D
p= 79 e= 79 n= 118

Slide 22 - Quiz

Zoek het aantal protonen, elektronen en neutronen van:
Ba A= 134 Z= 56
A
p= 56 e= 134 n= 134
B
p= 56 e= 56 n= 56
C
p= 134 e= 78 n= 78
D
p= 56 e= 56 n= 78

Slide 23 - Quiz


Slide 24 - Question ouverte


A
de chemische eigenschappen blijven het zelfde
B
de fysische eigenschappen blijven het zelfde
C
beide veranderen
D
beide blijven het zelfde

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Wat zijn valentie-elektronen?

Slide 27 - Question ouverte

Periodiek systeem
  • Periode (horizontaal)
= atomen met zelfde # schillen

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Periodiek systeem
  • groep (verticaal)= atomen met zelfde # valentie-elektronen
  • gelijkaardige  chemische eigenschappen 

Slide 30 - Diapositive

Waarom hebben atomen in dezelfde groep gelijkaardige chemische eigenschappen?

Slide 31 - Question ouverte

Geef periode, groep en # valentie-elektronen van onderstaande elementen:
  • As
  • At
  • Cs
  • Mg
  • Rn

Slide 32 - Diapositive