Wat weet je nog? Welk element heeft de afkorting C?
1 / 27
suivant
Slide 1: Question ouverte
ChemieSecundair onderwijs
Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
Éléments de cette leçon
Wat weet je nog? Welk element heeft de afkorting C?
Slide 1 - Question ouverte
wat weet je nog? Welk element heeft de afkorting O?
Slide 2 - Question ouverte
wat weet je nog? Welk element heeft de afkorting Pb?
Slide 3 - Question ouverte
wat weet je nog over de bouw van een atoom?
Slide 4 - Question ouverte
Atomen
Atomen zijn de kleinste deeltjes waarin materie met scheikundige methoden opgedeeld kan worden. Een atoom is onvoorstelbaar klein; er gaan meer atomen in een glas water, dan glazen water in alle oceanen op aarde
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
Wat staat steeds bovenaan bij een element?
A
atoomnummer
B
massagetal
Slide 7 - Quiz
Bouw van een atoom
atoomkern met protonen (p+) en neutronen (n°)
elektronenmantel (e-)
Slide 8 - Diapositive
Wat denk je over het aantal protonen en elektronen?
Slide 9 - Question ouverte
een atoom is neutraal?
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
de massa van de elektronen is?
A
veel groter dan de massa van de protonen
B
veel kleiner dan de massa van de protonen
C
veel groter dan de massa van de neutronen
Slide 11 - Quiz
Door welk(e) deel(tjes) wordt de massa van een atoom bepaald?
A
elektronen en protonen
B
protonen
C
protonen en neutronen
D
neutronen
Slide 12 - Quiz
atoomnummer = aantal p+ = e- ( bepaald de chemische eigenschappen)
massagetal = p+ + n° (bepaald de fysische eigenschappen)
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Waar vind je het atoomnummer en massagetal terug?
Slide 15 - Question ouverte
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
welk elementair deeltje bepaald de atoomsoort? (met lidwoord)
Slide 18 - Question ouverte
2. We kennen van een element slechts het massagetal en we beschikken niet over een tabel. Welke bewering is juist? We kunnen:
A
Het aantal neutronen vinden
B
Het aantal protonen en elektronen vinden
C
Het aantal protonen, elektronen en neutronen vinden
D
Geen aantallen protonen, elektronen en neutronen vinden
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Vidéo
Wat is er juist? Een 35 Cl heeft ten opzichte van een 37 Cl
A
2 elektronen meer
B
1 neutron en 1 proton minder
C
2 neutronen minder
D
1 neutron en 1 proton meer
Slide 21 - Quiz
Zoek het aantal protonen, elektronen en neutronen van: Au A= 197 Z= 79
A
p= 79 e= 118 n= 118
B
p= 79 e= 118 n= 118
C
p= 118 e= 118 n= 79
D
p= 79 e= 79 n= 118
Slide 22 - Quiz
Zoek het aantal protonen, elektronen en neutronen van: Ba A= 134 Z= 56