Thema Ecologie

Elke voedselketen begint met een plant
FOTOSYNTHESE




energiearme stoffen:
Stoffen die weinig energie bevatten
bijv. koolstofdioxide, mineralen, water en zuurstof.
energierijke stoffen:
Stoffen die veel energie bevatten, bijv. glucose en andere koolhydraten, eiwitten en vetten.
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Elke voedselketen begint met een plant
FOTOSYNTHESE




energiearme stoffen:
Stoffen die weinig energie bevatten
bijv. koolstofdioxide, mineralen, water en zuurstof.
energierijke stoffen:
Stoffen die veel energie bevatten, bijv. glucose en andere koolhydraten, eiwitten en vetten.

Slide 1 - Diapositive

ECOLOGIE

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen bs. 1+2
Je kunt:
  • beschrijven dat bij fotosynthese energierijke stoffen worden gevormd uit energiearme stoffen, en hoe bij verbranding die energie weer vrijkomt.
  •  de voedselrelaties tussen organismen beschrijven.
  •  de koolstofkringloop beschrijven.

Slide 3 - Diapositive


voedselketen: Reeks soorten, waarbij elke soort wordt opgegeten door de volgende soort in de reeks.

voedselweb:Alle voedselrelaties in een ecosysteem.

Elke voedselketen begint met een plant

Slide 4 - Diapositive

Bij fotosynthese wordt energie vastgelegd in glucose.

Slide 5 - Diapositive

Verbranding
Verbranding
Als glucose wordt verbrand, komt deze energie weer vrij.
Fotosynthese en verbranding zijn voorbeelden van stofwisseling.
Stofwisseling zijn alle processen in een organisme waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen.

Slide 6 - Diapositive

Reducenten
De resten die de afvaleters achterlaten, worden afgebroken door bacteriën en schimmels.


Bacteriën en schimmels zijn reducenten

Slide 7 - Diapositive

Producenten & Consumenten
Producenten :Organismen met bladgroen; zetten energiearme stoffen om in energierijke stoffen.
Consumenten: Alleseters, planteneters en vleeseters; leven van de energierijke stoffen die planten maken.

Planteneters: Dieren die planten eten; vormen de tweede schakel van de voedselketen.
Alleseters: Dieren die planten en dieren eten; vormen de tweede of hogere schakel van de voedselketen.
Vleeseters: Dieren die dieren eten; vormen de derde of hogere schakel van de voedselketen.








Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

verschillende stoffen waarin koolstof kan voorkomen en van het ene organisme naar het andere gaat.

Slide 12 - Diapositive

Leerdoelen bs. 3
Je kunt:
  • de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
  • de niveaus van de ecologie beschrijven.
  • aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren.

Slide 13 - Diapositive

Invloeden uit de levende natuur, bijv. voedsel, roofdieren.
Invloeden uit de levenloze natuur, bijv. temperatuur, neerslag.

Slide 14 - Diapositive

individu:
Eén enkel organisme
populatie:
Groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten.
ecosysteem:
Gebied met alle abiotische factoren en populaties die er leven.

Slide 15 - Diapositive

Leerdoelen bs. 4 + 5
Je kunt:
  • uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
  • uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 16 - Diapositive

Biologisch evenwichtde grootte van elke populatie in een ecosysteem schommelt om een bepaalde waarde.

Slide 17 - Diapositive

optimumkromme
Diagram dat voor een abiotische factor de minimale, de optimale en de maximale waarde van een soort laat zien.
de grootste kans om in leven te blijven en veel nakomelingen te krijgen
sterven/ dood
sterven/ dood

Slide 18 - Diapositive

Waterdieren
gestroomlijnd: Lichaamsvorm met weinig uitsteeksels om de weerstand (van water of lucht) zo klein mogelijk te maken.

schutkleur: Kleur die overeenkomt met de omgeving, waardoor een dier niet of minder opvalt.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Landzoogdieren
  1. De vorm van de poten is aangepast aan de ondergrond waarop ze leven.
  2. Dieren in een koude omgeving: een dikke vacht en kleine oren (waarmee ze minder warmte verliezen).
  3. Dieren in een warme omgeving ; Zij hebben grote oren en een dunnere vacht.

Slide 21 - Diapositive

zoolgangers
teengangers 
 hoefgangers 

Slide 22 - Diapositive

zoolgangers: Dieren die op de hele voetzool lopen waardoor het steunoppervlak groot is.

teengangers: Dieren die op hun tenen lopen.

hoefgangers: Dieren die op de toppen van hun tenen lopen.




Slide 23 - Diapositive

Vogels

Slide 24 - Diapositive

Vogels

Slide 25 - Diapositive

Functies van vogel snavels
kegelsnavel : Korte snavel om zaden te kraken.
pincetsnavel: Rechte, spitse snavel om insecten te vangen.
haaksnavel: Korte, kromme snavel om een prooi in stukken te scheuren.
zeefsnavel: Brede snavel om voedsel uit het water te zeven.
priemsnavel: Lange, dunne snavel om voedsel te vangen in ondiep water of in een zanderige bodem.












Slide 26 - Diapositive

Aanpassingen bij planten
Kleine opening in bladeren waardoor de plant stoffen kan opnemen en afgeven aan de lucht.

Slide 27 - Diapositive

Bladeren in een droge omgeving

Slide 28 - Diapositive

Bladeren in een droge omgeving
Water opslaan en opnemen:

Slide 29 - Diapositive

Bladeren in een vochtige omgeving
• veel huidmondjes, dicht aan de oppervlakte
• grote, dunne bladeren
• een dunne waslaag

Slide 30 - Diapositive

Bomen in de winter
  • In de winter is het water in de grond bevroren of weinig regen
  • De bomen nemen minder water op.                                        loofbomen laten in de herfst hun bladeren vallen. Naaldbomen (Dennenboom) verliezen hun bladeren in de winter niet.

Slide 31 - Diapositive

Waterplanten
 huidmondjes aan de bovenkant van de bladeren
luchtkanaal: Kanalen in de stengels van waterplanten om zuurstof naar de wortels te brengen.

Slide 32 - Diapositive

Aanpassingen aan het licht
zonplant groeit op een plek waar veel zonlicht is.
schaduwplant groeit op een plek waar veel schaduw is.

Slide 33 - Diapositive

Klimplanten: Plant met hechtwortels of ranken om zich vast te houden aan muren en andere planten.

Slide 34 - Diapositive