Erfelijkheid en DNA (zelfstandig)

DNA en erfelijkheid
Een zelfstandige les
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

DNA en erfelijkheid
Een zelfstandige les

Slide 1 - Diapositive

Hallo 3V!

Omdat ik weet dat jullie prima zelf aan de slag kunnen, gaan we deze les op een andere manier doen.

Je kunt deze les namelijk helemaal zelf doorlopen!
Denk nou niet dat betekent dat je niets hoeft te doen.. Ik kan jullie voortgang volgen, dus doe je best!
Mnr. Braumuller

Slide 2 - Diapositive


In deze les gaan we het hebben over DNA en erfelijkheid.


Laten we op de volgende slide eens kijken of je al wat begrippen kent, die horen bij dit thema! Doe er niet te lang over.. Een minuutje is prima!
Mnr. Braumuller

Slide 3 - Diapositive

DNA en erfelijkheid

Slide 4 - Carte mentale

Nice, we lopen warm! We gaan kijken of we de basis al in de vingers hebben.
Mnr. Braumuller

Slide 5 - Diapositive

Grootste
Kleinste
Zet de onderdelen op volgorde van groot naar klein
celkern
DNA
cel
gen
chromosoom

Slide 6 - Question de remorquage

DNA
celkern
Cel
Chromosoom
Gen

Slide 7 - Question de remorquage

En hoe ging dat?
Wist je al wat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Sondage

Hoe dan ook hebben we nog zat te leren.

Laten we beginnen!
Mnr. Braumuller

Slide 9 - Diapositive

Elk levend wezen bezit eigenschappen. Er zijn zichtbare eigenschappen, zoals de vorm van je neus of de kleur van je ogen. Er zijn ook onzichtbare of inwendige eigenschappen, bijvoorbeeld de vorm van je darmen. 
Mnr. Braumuller

Slide 10 - Diapositive

Eigenschappen kunnen ook betrekking hebben op de functie of de werking van een orgaan of lichaamsdeel: je hebt een hoge of juist een lage bloeddruk; je bent wel of niet kleurenblind. 

Wil je een kleurenblindheidstest proberen? Klik dan hier.
Mannen hebben hier overigens vaker last van dan vrouwen. Enig idee waarom?
Mnr. Braumuller

Slide 11 - Diapositive

Veel van deze eigenschappen liggen al vast sinds je geboorte. Die eigenschappen noem je erfelijke eigenschappen. Die erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd in ons DNA (chromosomen), in onze genen (genotype).

Mnr. Braumuller

Slide 12 - Diapositive

Maar er zijn ook eigenschappen die beïnvloed worden door jezelf of door omgevingsfactoren; die eigenschappen veranderen door wat je doet of wat je meemaakt (fenotype). 
Mnr. Braumuller

Slide 13 - Diapositive

Onze eigenschappen zijn vastgelegd in onze chromosomen. Het belangrijkste bestanddeel van chromosomen is DNA. 
DNA bestaat uit twee om elkaar gedraaide ketens van nucleotiden
De dubbele helix. 
   
Mnr. Braumuller

Slide 14 - Diapositive

Een nucleotide is opgebouwd uit:
  1. Het suikermolecuul (desoxyribose)
  2. Een fosfaatgroep
  3. Een stikstofbase: adenine, thymine, cytosine of guanine: A, T, C en G.

   
Mnr. Braumuller

Slide 15 - Diapositive

De stikstofbasen van de twee ketens vormen altijd dezelfde paren: 
  1. Adenine en thymine (A-T)
  2. Guanine en cytosine (C-G)

Mnr. Braumuller

Slide 16 - Diapositive

Het DNA bevat de genetische code voor het maken van eiwitten. Dit proces is ingewikkeld, dus laten we eerst naar een filmpje kijken. 



Mnr. Braumuller

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Okee, dat was best een hoop informatie.
Ik ga in de volgende slides een aantal begrippen met wat meer detail uitleggen.

Mnr. Braumuller

Slide 19 - Diapositive

 Een gen is een stuk DNA dat codeert voor een of meerdere eigenschappen. Bijvoorbeeld het gen voor oogkleur.

Het gen voor oogkleur kan verschillende varianten hebben. Iemand heeft bijvoorbeeld blauwe, groene of bruine ogen. De varianten van een gen noemen we een allel.


Mnr. Braumuller

Slide 20 - Diapositive

Ons DNA is dus een soort receptenboek voor verschillende eiwitten. Allereerst moeten we een kopie maken van het 'recept'. Deze kopie van het DNA heet mRNA (messenger-RNA), omdat het een boodschap vanuit de kern verstuurd.

RNA is enkelstrengs, mRNA dus ook. Zo kun je het goed onderscheiden! Ook wordt in RNA Thymine (T) vervangen met Uracil (U).
Mnr. Braumuller

Slide 21 - Diapositive

Onze boodschap (mRNA) wordt door ribosomen in het cytoplasma vertaald (translatie) naar een eiwit. Eiwitten zijn opgebouwd uit aan-elkaar-geplakte aminozuren.
Een triplet van basen (A, T, C en G) op het mRNA codeert voor één aminozuur.
Mnr. Braumuller

Slide 22 - Diapositive

Het eerste aminozuur van een eiwit is altijd een methionine (AUG in het mRNA). Dit noemen we ook wel het startcodon.
Het ribosoom stopt niet met het aan elkaar plakken van aminozuren  tot een stopcodon wordt bereikt in het mRNA.

Mnr. Braumuller

Slide 23 - Diapositive

Als laatste wordt de lange ketting van aminozuren uiteindelijk opgevouwen tot eiwit of enzym. Een enzym is een eiwit dat een chemisch proces uitvoert, bijvoorbeeld door stoffen af te breken of aan elkaar te plakken!
Mnr. Braumuller

Slide 24 - Diapositive

Okee, genoeg gepraat voor nu. Laten we eens kijken of de informatie is blijven hangen. We gaan een paar opdrachten proberen!
Mnr. Braumuller

Slide 25 - Diapositive

Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
chromosoom
gen
allel
draad van DNA  met erfelijke informatie
deel van een chromosoom met erfelijke info over 1 eigenschap
uitvoering (verschijningsvorm) van een gen

Slide 26 - Question de remorquage

Maak de dubbele streng van het DNA molecuul compleet

Slide 27 - Question de remorquage

Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
DNA
RNA
Bevat U ipv T
Enkelstrengs
Dubbelstrengs
Bevat ribose
Bevat desoxyribose
Bevat gen info

Slide 28 - Question de remorquage

Sleep het juiste aminozuur naar de juiste codon. Klik op het oog voor de kaart!
AUG
CGG
UAU
GCU
GCC
UGG
CUG
GGU
Met
Arg
Tyr
Ala
Ala
Trp
Leu
Cys
Asn
Val
STOP
Glu
Ile
Lys
Phe
Ser
Pro

Slide 29 - Question de remorquage

Waar vind translatie plaats?
A
In de celkern
B
In het cytoplasma
C
In het celmembraan
D
Buiten de cel

Slide 30 - Quiz

15. Welk begrip hoort NIET bij "Translatie"?
A
Ribosomen
B
Transfer RNA (tRNA)
C
DNA-polymerase
D
Anticodon

Slide 31 - Quiz

Translatie is het proces van:
A
DNA -> RNA
B
RNA->Eiwit
C
RNA -> DNA
D
Eiwit->RNA

Slide 32 - Quiz

Wat betekent translatie?
A
hetzelfde als transcriptie
B
het aflezen van RNA door een ribosoom om eiwit te maken
C
het maken van een afschrift van het DNA: het RNA
D
het opvouwen van een eiwit

Slide 33 - Quiz

- Is dit DNA van een mens?
- Is dit DNA van een man of van een vrouw?
A
Ja - man
B
Ja - vrouw
C
Nee - man
D
Nee - vrouw

Slide 34 - Quiz

wat is een gen
A
een chromosoom dat 1 erfelijke eigenschap bevat
B
een chromosoom dat meer erfelijke eigenschappen bevat
C
een stukje dna dat 1 erfelijke eigenschap bevat
D
een stukje dna dat meerdere erfelijke eigenschappen bevat

Slide 35 - Quiz

Hoe zwaar zou al het DNA bij elkaar zijn in je lichaam denk je? Doe eens een gokje!

Slide 36 - Question ouverte


Okee, laten we het eens echt berekenen! Klik hier en vul je gevonden antwoord hieronder in. Hoeveel weegt al het DNA in jouw lichaam?

Slide 37 - Question ouverte

Lekker bezig! Als je meer wilt oefenen, kun je ook deze opdracht proberen.
Wil je graag het hele proces van DNA tot eiwit nog eens zien, loop dan eens door deze animatie.

Als het einde van de les alweer nadert, kun je door naar de volgende slide. We gaan even reflecteren. . . 
Mnr. Braumuller

Slide 38 - Diapositive

Wat heb je geleerd?
Heb je de leerdoelen behaald?
Wat ging er (minder) goed deze les?

Slide 39 - Question ouverte

Wat vond je van deze zelfstandige les?
Vond je het leuk, nuttig en leerzaam?
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Sondage

Bedankt voor het meedoen en nog een hele fijne dag!
Mnr. Braumuller

Slide 41 - Diapositive