Oefensommen § 1.3 & § 1.4: CPI, inflatie, reëel en nominaal

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Opdracht 1

Gegeven de CPI’s van een aantal jaar:

a) Bereken de inflatie in 2016.

b) Bereken de inflatie in 2018.

De inflatie in 2019 is 2%.

c) Bereken het CPI in 2019.

Uitwerking opdracht 1

a) Inflatie in 2016:

(100 – 90) / 90 x 100% = 11,11%

b) Inflatie in 2018:

(113 – 110) / 110 x 100% = 2,73%

c) CPI in 2019:

113 + 2% van 113 = 1,02 x 113 = 115,26

Opdracht 2

Gegeven:

Inflatie: 2%

Loonstijging: 4%

Rente: 5%

a) Bereken de daling van de koopkracht van geld (= geldontwaarding).

Inflatie: 2%

Loonstijging: 4%

Rente: 5%

b) Bereken de reële loonstijging.

c) Bereken de reële rente.

Uitwerking opdracht 2

a) Daling van de koopkracht van geld

= geldontwaarding:

100 / 102 x 100 = 98,04

100 – 98,04 = 1,96% geldontwaarding 

b) Reële loonstijging.

104 / 102 x 100 = 101,96 

reële loonstijging = 101,96 – 100 = 1,96%

 

c) Reële rente.

105 / 102 x 100 = 102,94 

reële rente = 102,94 – 100 = 2,94%

Opdracht 3

Gegeven:

ric = 103

nic = 104

Bereken de inflatie.

Uitwerking opdracht 3

ric = 103

nic = 104

Inflatie:

103 = 104 / pic x 100

1,03 = 104 / pic

pic = 104 / 1,03 = 100,97

inflatie is 100,97 – 100 = 0,97%

Opdracht 4

Gegeven:

ric = 99

nic = 102

Bereken de inflatie.

Uitwerking opdracht 4

ric = 99

nic = 102

Inflatie:

99 = 102 / pic x 100

0,99 = 102 / pic

pic = 102 / 0,99 = 103,03

inflatie is 103,03 – 100 = 3,03%

Opdracht 5

Gegeven:

ric = 103

pic = 101

Bereken de nominale stijging.

Uitwerking opdracht 5

ric = 103

pic = 101

Nominale stijging:

103 = nic / 101 x 100

1,03 = nic / 101

nic = 101 x 1,03 = 104,03

nominale stijging is 104,03 – 100 = 4,03%