2H Schrijven - les 3 week 4

Overtuigende tekst schrijven
- Herhaling H4 lezen
- Overtuigende tekst analyseren
- Zelfstandig werken
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Overtuigende tekst schrijven
- Herhaling H4 lezen
- Overtuigende tekst analyseren
- Zelfstandig werken

Slide 1 - Diapositive

Feit
Mening /
Standpunt
Argument
Iets wat waar of onwaar is.
Je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Iets wat iemand van iets vindt.
Je kunt het hiermee eens of oneens zijn.
Uitleg waaróm je iets vindt.
Vaak te herkennen aan: want, omdat, namelijk, immers.

Slide 2 - Question de remorquage

Feit, mening, argument
Feit: je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Mening/standpunt: iets wat iemand van iets vindt; je kunt het ermee eens of oneens zijn. Signaalwoorden: 'ik vind', 'volgens mij', 'lijkt mij', 'naar mijn mening'.
Argument: aangeven waarom je een bepaalde mening hebt. Signaalwoorden: 'want', 'omdat', 'namelijk', 'immers'.

Slide 3 - Diapositive

Opdracht 1
- Lees tekst 1 van het stencil ('betoog 2hv').
- Maak de vragen van opdracht 1. Noteer de antwoorden in je schrift.
timer
6:00

Slide 4 - Diapositive

Overtuigende tekst schrijven
Standpunt overtuigende tekst bevat je mening (standpunt) over het onderwerp. Beide in de eerste alinea.

- Onderwerp = "rondweg om de stad"
- Mening/standpunt = "slecht plan"

"Het aanleggen van een rondweg om de stad is een heel slecht plan."

Slide 5 - Diapositive

Overtuigende tekst schrijven
Middenstuk: je onderbouwt
je standpunt met argumenten.
In elke alinea komt één
argument aan bod. Onderbouw
je argumenten met feiten of
redeneringen.

Slide 6 - Diapositive

Overtuigende tekst schrijven
In het slot herhaal je jouw standpunt en geef je een beknopte samenvatting van je argumenten.

Slide 7 - Diapositive

Overtuigende tekst schrijven
  • Maak eerst een bouwplan
  • Vaste opbouw
          - Inleiding: onderwerp en standpunt (1 alinea)
          - Middenstuk: argumenten met ondersteuning (1 argument per alinea)
          - Slot: herhaling standpunt en samenvatting argumenten (1 alinea)
  • Argumenten worden ondersteund door feiten
  • Gebruik signaalwoorden voor standpunt, opsomming (van argumenten) en conclusie (slot).




Slide 8 - Diapositive

Met welke signaalwoorden worden de argumenten van tekst 1 opgesomd?

Slide 9 - Question ouverte

Signaalwoorden tekst 1

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 2
Vraag 1: Hoe ondersteunt het comité het argument van de geluidsoverlast?
(Hierna komt een quizvraag)

timer
1:00

Slide 11 - Diapositive

Hoe ondersteunt het comité het argument van de geluidsoverlast?
A
Feit: in de praktijk rijdt men harder dan 50
B
Feit: er geldt een maximum van 50 km/u

Slide 12 - Quiz

Opdracht 2
Vraag 2: Welke feiten ondersteunen het tweede argument?
(Hierna komt een quizvraag)
timer
1:00

Slide 13 - Diapositive

Welke feiten ondersteunen het tweede argument?
A
Stuk v/h sportveld wordt nieuwe weg.
B
Sportveld wordt te klein voor leuke sporten.
C
In de toekomst moeten we binnen sporten.
D
Onze gymleraar houdt van mooi weer.

Slide 14 - Quiz

Opdracht 2
Vraag 3: Welke feiten ondersteunen het derde argument?
(Hierna komt een quizvraag)
timer
1:00

Slide 15 - Diapositive

Welke feiten ondersteunen het derde argument?
A
Rondwegen trekken meer verkeer aan.
B
Rondwegen ontlasten verkeer in centrum.
C
De problemen worden verplaatst.

Slide 16 - Quiz

Opdracht 2
Vraag 4: Welke redenering wordt gebruikt om het vierde argument te onderbouwen?

timer
1:00

Slide 17 - Diapositive

Opdracht 2
Leerlingen komen op de fiets -> moeten rondweg oversteken.
Leerlingen hebben 's ochtends haast -> letten niet goed op.
Hierdoor ontstaan gevaarlijke situaties.

Slide 18 - Diapositive

Overtuigende tekst schrijven
Maak nu opdracht 3 van het stencil ('betoog 2hv'). Je hebt hiervoor het bouwplan nodig, zie document 'H4 schrijven 5e editie opdracht 3'.

Slide 19 - Diapositive