2HVH2 Schrijven bouwplan

H2 Schrijven
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H2 Schrijven

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Einddoel: Een betoog schrijven.

Lesdoel: het maken van een bouwplan (H2 Schrijven)

We starten met het ophalen van de voorkennis

Slide 2 - Diapositive

Feit
Mening /
Standpunt
Argument
Iets wat waar of onwaar is.
Je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Iets wat iemand van iets vindt.
Je kunt het hiermee eens of oneens zijn.
Uitleg waaróm je iets vindt.
Vaak te herkennen aan: want, omdat, namelijk, immers.

Slide 3 - Question de remorquage

Feit, mening, argument
Feit: je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Mening/standpunt: iets wat iemand van iets vindt; je kunt het ermee eens of oneens zijn. Signaalwoorden: 'ik vind', 'volgens mij', 'lijkt mij', 'naar mijn mening'.
Argument: aangeven waarom je een bepaalde mening hebt. Signaalwoorden: 'want', 'omdat', 'namelijk', 'immers'.

Slide 4 - Diapositive

Overtuigende tekst schrijven
  • Maak eerst een bouwplan
  • Vaste opbouw
    inleiding - met onderwerp en standpunt
    kern - argumenten; in elke alinea 1 argument met uitleg
    slot - herhaling van je argumenten en stelling
  • Argumenten worden ondersteund door feiten
  • Gebruik signaalwoorden voor standpunt, opsomming (van argumenten) en conclusie (slot).




Slide 5 - Diapositive

Overtuigende tekst schrijven
Standpunt overtuigende tekst bevat je mening (standpunt) over het onderwerp. Beide in de eerste alinea.

- Onderwerp = "rondweg om de stad"
- Mening/standpunt = "slecht plan"

"Het aanleggen van een rondweg om de stad is een heel slecht plan."

Slide 6 - Diapositive

Overtuigende tekst schrijven
Middenstuk: je onderbouwt
je standpunt met argumenten.
In elke alinea komt één
argument aan bod. Onderbouw
je argumenten met feiten of
redeneringen.

Slide 7 - Diapositive

Met welke signaalwoorden worden de argumenten van tekst 1 opgesomd?

Slide 8 - Question ouverte

Signaalwoorden tekst 1

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 
Vraag 1: Hoe ondersteunt het comité het argument van de geluidsoverlast?
(Hierna komt een quizvraag)

timer
1:00

Slide 10 - Diapositive

Hoe ondersteunt het comité het argument van de geluidsoverlast?
A
Feit: in de praktijk rijdt men harder dan 50
B
Feit: er geldt een maximum van 50 km/u

Slide 11 - Quiz

Opdracht 
Vraag 2: Welke feiten ondersteunen het tweede argument?
(Hierna komt een quizvraag)
timer
1:00

Slide 12 - Diapositive

Welke feiten ondersteunen het tweede argument?
A
Stuk v/h sportveld wordt nieuwe weg.
B
Sportveld wordt te klein voor leuke sporten.
C
In de toekomst moeten we binnen sporten.
D
Onze gymleraar houdt van mooi weer.

Slide 13 - Quiz

Opdracht 
Vraag 3: Welke feiten ondersteunen het derde argument?
(Hierna komt een quizvraag)
timer
1:00

Slide 14 - Diapositive

Welke feiten ondersteunen het derde argument?
A
Rondwegen trekken meer verkeer aan.
B
Rondwegen ontlasten verkeer in centrum.
C
De problemen worden verplaatst.

Slide 15 - Quiz

H2 schrijven 
Om een goed betoog te kunnen maken, is het belangrijk dat de basis goed is.
Basis: je denkt na over 
- het onderwerp
- het tekstdoel
- de hoofdgedachte
- inhoud

Dit leg je vast in een BOUWPLAN. Met dit bouwplan kan je je betoog schrijven

Slide 16 - Diapositive

H2 Theorie bouwplan
Alinea = argument

Slide 17 - Diapositive

Opdracht mobieltjesverbod
Een tijd geleden hebben we samen de video van Lubach gekeken over de stelling: Mobieltjes moeten verboden worden op scholen.
  • Kies je standpunt: eens of oneens
  • Maak in je schrift een bouwplan volgens de theorie van H2 Schrijven. 

timer
15:00

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo