Herhaling H2

Herhaling H2: Cellen
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling H2: Cellen

Slide 1 - Diapositive

Op verschillende manieren kijken
Wat bestuderen we in de biologie?

Iets onderzoeken kan op verschillende manieren, bv
  - Een lichaam in zijn geheel
  - Een bepaald orgaan
  - Een ecosysteem

Een organisatieniveau is een biologische structuur met een samenhang tussen onderdelen van een niveau


Slide 2 - Diapositive

5  Weefsel
1
2
3
4
6
7
8
9
10
11
Atoom
Molecuul
Organel
Cel
Orgaan
Orgaanstelsel
Organisme
Populatie
Ecosysteem
Systeem aarde

Slide 3 - Question de remorquage

Atomen
Moleculen
Organel
Cel
Weefsel
Organen
Orgaanstelsels
Organisme
Populaties
Ecosystemen
Systeem aarde

Slide 4 - Diapositive

Eigenschappen van niveaus 
Elk niveau heeft bepaalde eigenschappen, bv
- Een cel heeft een bepaalde vorm
- Het orgaan hart kan bloed rondpompen
- Een populatie leerlingen in de klas is ‘gezellig’

Door steeds naar een hoger organisatieniveau te gaan (bv cel -> weefsel -> orgaan) ontstaan nieuwe eigenschappen

Slide 5 - Diapositive

Emergente eigenschap
Eigenschappen die niet af te leiden zijn uit het vorige organisatieniveau

De eigenschap ‘kunnen rennen’ is niet af te leiden uit de losse organen hart, spieren en botten

Slide 6 - Diapositive

Is het levenskenmerken 'groei' een emergente eigenschap?
A
NEE, want dat kan je niet afleiden uit de eigenschappen van de organen
B
NEE, want dat kan je wel afleiden uit de eigenschappen van de organen
C
JA, want dat kan je niet afleiden uit de eigenschappen van de organen
D
JA, want dat kan je wel afleiden uit de eigenschappen van de organen

Slide 7 - Quiz

Bouw van een cel
- celmembraan
- cytoplasma
- celkern
- ribosomen
- endoplasmatisch reticulum
- golgisysteem
- transportblaasjes en lysosomen
- mitochondriën

Slide 8 - Diapositive

Wat is de functie van een celmembraan
A
DNA in de kern houden
B
Blijven plakken aan andere cellen
C
Ziekteverwekkers tegenhouden
D
Selectief stoffen doorlaten

Slide 9 - Quiz

Verschillende soorten cellen

Slide 10 - Diapositive

Welke celorganellen zorgen voor fotosynthese?

Slide 11 - Question ouverte

Bacterie
Plant

Slide 12 - Diapositive

Zet de juiste definities bij de begrippen
Organismen met celkern
Organismen zonder celkern
Anorganische stoffen als koolstofbron
Organische stoffen als koolstofbron
Autotroof
Heterotroof
Prokaryoot
Eukaryoot

Slide 13 - Question de remorquage

Celdeling
Nieuwe cellen ontstaan doordat een cel zichzelf verdubbelt

Kopiëren van DNA is belangrijk
Verdelen van DNA over dochtercellen is belangrijk

Slide 14 - Diapositive

G1-fase
Voorbereiding op celdeling door eiwitten te maken
S-fase
Verdubbelen van DNA in de kern
G2-fase
Aanmaak van organellen en eiwitten als voorbereiding op mitose
M-fase
De mitose: DNA verdelen in twee gelijke delen




Slide 15 - Diapositive

DNA in de kern
Opgerold is DNA te zien als chromosomen

Chromosomen komen voor in paren (1 van beide ouders)

Slide 16 - Diapositive

Hoeveel chromosomen bevat een menselijke lichaamscel?

Slide 17 - Question ouverte

23 paar in lichaamscellen: mitose
23 enkele in geslachtscellen:
meiose

Slide 18 - Diapositive

De genetische informatie op  het DNA

Slide 19 - Diapositive

Bouw van DNA
DNA bestaat uit nucleotide:
- stikstofbasen:



- suikermolecuul desoxyribose (oranje)
- fosfaatgroep (gele bolletjes)




Slide 20 - Diapositive

DNA kopiëren
De ketens worden uit elkaar gehaald

Er wordt een nieuwe streng tegenaan gebouwd

Slide 21 - Diapositive

IPMAT
(interfase)
Profase
Metafase
Anafase
Telofase
(Cytokinese = plasmagroei)

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Wat kan er gebeuren als cellen ongeremd gaan delen
A
Voedingsstoffen raken op
B
Er ontstaat een tumor
C
Cellen verbruiken meer energie
D
Cellen gaan uiteindelijk dood

Slide 24 - Quiz

Kwaadaardige tumoren brengen schade aan andere weefsels

Uitzaaiing mogelijk

Slide 25 - Diapositive

Functioneren van een cel
Een cel moet continu eiwitten maken

Daarvoor wordt een boodschap de kern uitgestuurd: RNA

Slide 26 - Diapositive

RNA heeft uracil ipv thymine

Slide 27 - Diapositive

Practicum DNA en RNA

Slide 28 - Diapositive

Maak het DNA compleet

Slide 29 - Question de remorquage

Welke letter wordt vervangen in RNA?
Vul alles in

Slide 30 - Question de remorquage

Het ribosoom 'vertaalt' het RNA naar een eiwit

Slide 31 - Diapositive

Codons worden aminozuren
AUG op het RNA is altijd een startcodon
-> AUG wordt het aminozuur methionine

Slide 32 - Diapositive

Stapje voor stapje worden aminozuren aan elkaar geplakt

BiNaS 71J

Slide 33 - Diapositive

Er wordt een extra basenpaar ingevoegd door een mutatie.
Wat gebeurt er?
A
Er is een codon verschuiving
B
Er bestaat geen aminozuur voor het codon
C
De cel gaat ongeremd delen
D
Er kan geen RNA van gemaakt worden

Slide 34 - Quiz

Niet besproken: 2.4: kweken van cellen, weefsel en organen

Huiswerk nakijken:
2.1: 1-9, 11-19
2.2: 23-34, 36-41, 43 en 44
2.3: 47-50, 52-57, 59-66
2.4: 72-74, 76-79, 81-84 en 86
2.5: 87-91, 94-99, 103-105

Slide 35 - Diapositive