RS 10V1 Literaire begrippen; personages

Welkom 10V1
Ga lekker zitten, pak je leesboek en duik in de wereld van jouw verhaal...
Leg al je spullen vast op tafel.

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte et 13 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom 10V1
Ga lekker zitten, pak je leesboek en duik in de wereld van jouw verhaal...
Leg al je spullen vast op tafel.

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

taalvoutje
zie jij de fout? Wat had er wél moeten staan?

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

spreekwoorden/uitdrukkingen
Eva had gehoord dat de tegenstanders soms ruw speelden, dus ze was erg op haar....

1. hoede
2. vermoeden
3. woede

Slide 3 - Diapositive

De uitdrukking is 'op je hoede zijn'.
Als je op je hoede bent, dan weet je dat je ergens voor moet oppassen. Je bent dus voorzichtig.
Hoede is een oud woorden dat 'bescherming' en 'aandacht' betekent. Denk ook aan het werkwoord behoeden dat 'beschermen' betekent.
programma
  • zelfstandig lezen (10 min)
  • literaire begrippen in een vogelvlucht (2 min)
  • literaire begrippen: personages (15 min)
  • wat neem je mee? (3 min)

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

lesdoel
  • je weet opbouw van teksten te vinden 'in het wild' 
  • je hebt kennis van literaire begrippen, in het bijzonder personages 




Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

literaire begrippen....
wat weet jij (nog) van tijd en ruimte?


Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

literaire begrippen: personages
Fictieve personen in een verhaal: personages
Wat kom je te weten van hen?
Je krijgt informatie: uiterlijke én innerlijke kenmerken 
Hoe? 
Door acties van het personages, zijn/haar gedachtes, wat andere personages vertellen, wat de verteller aan info geeft. 


Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

literaire begrippen: personages
Hoofdpersoon (Protagonist)
probleem
Tegenstander
(Antagonist)

helper of nevenfiguur
afzijdigen/figuranten

Slide 9 - Diapositive

hoofdpersonage heeft een probleem, doel in het verhaal: oplossing voor het probleem
tegenstander is het probleem of veroorzaakt het probleem
helper/nevenfiguur helpt bij oplossen van het probleem
figuranten/afzijdigen: wel rol in het verhaal, niet betrokken bij het probleem

Slide 10 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

aan de slag
Bestuderen/leren literaire begrippen.

Hoe zien die begrippen eruit in jouw boek?

Kleine voorbereiding op woensdag



Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

lesdoel

Wat neem jij mee van deze les?  
(figuurlijk taalgebruik)

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedankt en tot woensdag

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

literaire begrippen....
wat weet jij (nog) van tijd en ruimte?
uitleg in woord én video


Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

literaire begrippen: tijd
Wanneer speelt het verhaal zich af? 
Historische tijd = in welke tijd het verhaal speelt, bijv. in het heden, in WO II of in de middeleeuwen. 


Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

literaire begrippen: tijd
Spelen met elementen van tijd in een verhaal:

flashback; je wordt mee teruggenomen in het verleden 
flashforward; blik in de toekomst

De chronologie kan hierdoor doorbroken worden.



Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

literaire begrippen: tijd
vooruitwijzing = verwijzen naar de dingen die nog gaan komen
terugverwijzing = terugverwijzen naar dingen die al hebben plaatsgevonden

Deze verwijzingen kunnen binnen een chronologische vertelwijze voorkomen.



Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

literaire begrippen: tijd
verteltijd; hoe lang heb je nodig om een verhaal/gebeurtenis te vertellen of te lezen. Uit te drukken in aantal bladzijden of uren.

vertelde tijd; de duur van het verhaal of de gebeurtenis (gebeurtenis duurt jaren, verteld in een paar bladzijden)




Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

tijdsvolgorde
ab ovo = vanaf het begin (chronologisch)
in medias res = in het midden van het verhaal
in ultimas res = aan het einde van het verhaal

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

literaire begrippen: tijd
Fabel: het logische verhaal, in de goede volgorde en samenhang

Sujet/plot: hoe het verhaal wordt aangeboden




Slide 22 - Diapositive

Chronologische vertelling: fabel + sujet vallen samen
Niet-chronologische vertelling; aan de lezer om het sujet te reconstrueren tot een begrijpelijk fabel.
hulpmiddel:
Het maken van een tijdslijn
kan helpen om de fabel te begrijpen (te reconstrueren).


Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

literaire begrippen: tijd
tijdversnelling (of tijdverdichting): iets wat jaren duurt, wordt in een paar zinnen verteld. Vertelde tijd > verteltijd

tijdvertraging : de lezer krijgt een uitgebreide beschrijving van een gebeurtenis, die slechts in een paar minuten gebeurt. 
Vertelde tijd < verteltijd.

.





Slide 24 - Diapositive

beide kunnen iets doen met spanning in/van het verhaal. Auteur wil dat je details weet...
literaire begrippen: tijd

equivalentie: scene, dialogen, zoals je naar een film kijkt. verteltijd = vertelde tijd




Slide 25 - Diapositive

vooruitwijzing
terugwijzing

Slide 26 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

literaire begrippen: ruimte
Waar speelt het verhaal zich af? 
Is deze ruimte belangrijk voor het verhaal?
geografische ruimte: omgeving van het verhaal; waar speelt het zich af
sfeerscheppende ruimte: een beschrijving van de ruimte om een bepaalde sfeer te creëren. (bijv: bos, 's avonds, het is donker en het stormt...)



Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

literaire begrippen: ruimte
Sociale ruimte: personages maken deel uit van een sociale  groep door hun afkomst, beroep, hobby en/of opleiding

Symbolische ruimte: de ruimte staat voor gevoelens van het personage of de situatie waarin hij/zij zich bevindt.



Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

filmpjes
uitleg literaire begrippen

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 35 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 36 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions