werkwoordspelling 10

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs

Hoe vind ik of een woord een -t of -d soort is?

Vul in... baden
We hebben ons .... in de rivier.

1. gebaad
2. baden
3. gebadderd
4. baadden

De vijand heeft het land vijf jaar ...
bezetten

1. bezette
2. bezeten
3. bezet
4. bezetten

Welke vorm is +t? En in welke tijd is dat?

besteden (t.t)
De kunstenaar ... veel tijd aan zijn werk.

1. besteed
2. besteedt
3. bestede
4. besteedde

kan ik soms aan een zin zien in welke tijd deze staat? (welke woorden)

posten
Mijn zus .... de brief gisteren.

1. post
2. poste
3. posten
4. postte

dulden (v.t)
De juf ... het geroezemoes niet langer.

1. duldde
2. duldt
3. dulde
4. dulden

slachten (t.t.)
Slagers ... dieren om hun vlees te verkopen.

1. slachten
2. slachtten
3. slacht
4. slachte

wat is een bijvoeglijk naamwoord?
noem er een paar

Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je

1. zo kort mogelijk
2. als het hele werkwoord
3. met dubbel -d en -t net als in de v.t.
4. zo groot mogelijk

spreiden
Met ... benen sprong ze van de kast.

1. gespreid
2. spreiden
3. gespreide
4. spreidde

begroeten (v.t.)
Mijn ouders .... de gasten bij de deur.

1. groeten
2. begroeten
3. groet
4. begroetten

verkleden (t.t.)
.... jij je als je thuiskomt?

1. verkleedt
2. verkleedde
3. verkleed
4. verklede

verrichten
De ... werkzaamheden zijn goedgekeurd.

1. verrichte
2. verricht
3. verrichtte
4. verichten

bevrijden
De ... vogels vlogen meteen weg.

1. bevrijden
2. bevrijde
3. bevrijdde
4. bevrijdden

verplichten
Wij zijn ... ons best te doen.

1. verplicht
2. verplichtte
3. verplichten
4. verplichtten