werkwoordspelling 17

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Weet je nog,

Is het woord dat je moet invullen een persoonsvorm?

Dan gebruik je de tegenwoordige tijd of de verleden tijd.

verleden tijd: 't k o f s ch i p t a x i  op het hele werkwoord

                            -  -    -  -  -     -   -    -                zonder -en

Is het woord dat je moet invullen geen persoonsvorm?
Schrijf het woord dan zo gewoon mogelijk op!

bezetten
De vijand heeft het land vijf jaar ...

1. bezet
2. bezetten
3. bezed
4. bezedt

besteden (t.t.)
De kunstenaar ... veel tijd aan zijn werk.

1. besteet
2. besteed
3. bestede
4. besteedt

posten
Mijn zus ... de brief gisteren.

1. posde
2. post
3. postte
4. postten

dulden (v.t.)
De juf ... het geroezemoes niet langer

1. dulde
2. duldde
3. duld
4. duldt

slachten (t.t.)
Slagers ... dieren om hun vlees te verkopen.

1. slachten
2. slachtten
3. slacht

spreiden
Met ... benen sprong ze van de kast.

1. gespreidde
2. gespreide
3. spreiden
4. gespreid

begroeten (v.t.)
Mijn ouders ... de gasten bij de deur

1. begroeten
2. begroetten
3. begroette

verkleden (t.t.)
... jij je als je thuiskomt?

1. verkleed
2. verkleedt
3. verkleet

verrichten
De ... werkzaamheden zijn goedgekeurd

1. verichde
2. verrichten
3. verrichtte
4. verrichte

bevrijden
De ... vogels vlogen meteen weg

1. bevrijde
2. bevrijdde
3. bevreden

verplichten
Wij zijn ... ons best te doen

1. verplichdt
2. verplichd
3. verplicht
4. verplichten

onderbreken
Ilse heeft mij al vier keer ...

1. onderbreken
2. onderbroken
3. onderbreekt
4. ondergebroken

doorgeven (t.t.)
Ik ... het bericht aan Tom ...

1. geef door
2. gaf door
3. geefde door
4. geeft door