Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Test bezittelijk voornaamwoord
Slide 1 - Diapositive
Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e achter het woord?
A
mannelijk (m)
B
vrouwelijk (v)
C
onzijdig (o)
D
meervoud
Slide 2 - Quiz
schuif de juiste vertaling bij elkaar.
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie
hun/uw
mein
dein
sein
ihr
unser
euer
ihr/Ihr
Slide 3 - Question de remorquage
kies het juiste bez. voornaamwoord: Das ist (mijn)..................Haus(o).
A
sein
B
meine
C
dein
D
mein
Slide 4 - Quiz
Geef het bez. voornaamwoord zijn ........... Schule (v)
Slide 5 - Question ouverte
Bezittelijk voornaamwoord: Kies de juiste vorm van het bez. voornaamwoord tussen haakjes. Kijk goed naar het zelfstandig naamwoord. (jouw) ... Schwester (v)
A
dein
B
deine
C
meine
D
ihre
Slide 6 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord: Kies de juiste vorm van het bez. voornaamwoord tussen haakjes. Kijk goed naar het zelfstandig naamwoord. (Uw) ... Schwester (v)
A
Ihr
B
ihre
C
meine
D
Ihre
Slide 7 - Quiz
Das ist (haar) .......Fahrrad (o).
Slide 8 - Question ouverte
(mijn) Bruder (m) ist sehr Hilfsbereit
Slide 9 - Question ouverte
Bezittelijk voornaamwoord: Vulde juiste vorm van het bez. voornaamwoord tussen haakjes in. (zijn) ... Vater
Slide 10 - Question ouverte
Bezittelijk voornaamwoord: Vulde juiste vorm van het bez. voornaamwoord tussen haakjes in. (jullie) ... Fahrrad (o)
Slide 11 - Question ouverte
Bezittelijk voornaamwoord: Kies de juiste vorm van het bez. voornaamwoord tussen haakjes. (jouw) ... Schwester (v)
A
dein
B
deine
C
sein
D
seine
Slide 12 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord: Kies de juiste vorm van het bez. voornaamwoord tussen haakjes. Kijk goed naar het zelfstandig naamwoord. (jullie) Kind
A
eure
B
euer
C
unsere
D
unser
Slide 13 - Quiz
Ga nu bezig met de leestekst. Beantwoord daarna de vragen.
Je kunt altijd terug scrollen!
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Woher kommt Juliana? Waar komt Juliana vandaan?
Slide 16 - Question ouverte
Wie viele Schüler sind in Julianas Sprachkurs?Hoeveel leerlingen zitten in Juliana's taalcursus? Schrijf het getal op
Slide 17 - Question ouverte
In welcher Stadt macht Marie einen Sprachkurs? In welke stad doet Marie de talencursus?
Slide 18 - Question ouverte
Warum macht Marie einen Sprachkurs? waarom maakt Marie de talencursus?