Je gebruikt het woord ‘hun’ als meewerkendvoorwerp:
Ik geef hun morgen een cadeau.
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,4
Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Hen, hun (en ze)
Hen, hun (en ze)
Je gebruikt het woord ‘hun’ als meewerkendvoorwerp:
Ik geef hun morgen een cadeau.
Slide 1 - Diapositive
Hen, hun (en ze)
Je gebruikt het woord ‘hen’ als lijdend voorwerp of na een voorzetsel:
We nodigen hen uit om te komen eten.
Ik geef aan hen morgen een cadeau.
Dit is iets tussen hen.
Slide 2 - Diapositive
Hen, hun (en ze)
In de eerste twee zinnen wordt steeds vaker het woord ‘ze’ gebruikt. Dat mag ook:
Ik geef ze morgen een cadeau.
We nodigen ze uit om te komen eten.
Slide 3 - Diapositive
Hen, hun (en ze)
Niet geaccepteerd is het gebruik van ‘hun’ als onderwerp of als lijdend voorwerp:
Hun zijn moe en gaan dus snel naar bed.
We nodigen hun uit om te komen eten.
Slide 4 - Diapositive
hen of hun
Hun boeken leggen ze in de kast
Hij geeft het boek aan hen.
Hij kent hen goed.
Hij geeft hun het boek.
Slide 5 - Diapositive
Jou, jouw, u en uw
Jou, jouw, u en uw
Je gebruikt ‘jou’ en ‘u’ als persoonlijk voornaamwoord, als je personen benoemt. Je schrijft ‘jouw’ en ‘uw’ als je het bezittelijk voornaamwoord gebruikt. Er staat dan een persoon of een zaak achter.
Is dat jouw vriend?
Dit is jouw tas.
Dit horloge is van u, geloof ik.
Is dit uw horloge?
Mag ik u een hand geven?
Slide 6 - Diapositive
Jou, jouw, u en uw
Je schrijft ook ‘jij’ en ‘u’ bij een vergelijking. Je kunt er dan een werkwoord achter zetten.
Hij is sportiever dan jij (bent).
Ik was sterker dan jij (was).
Zij is groter dan u (bent).
Ze is beter in spelling dan ik (ben).
Slide 7 - Diapositive
Ik ben gisteren met ... meegefietst en heb ... daarna getrakteerd op pizza.
A
hen/hun
B
hen/hen
C
hun/hen
D
hun/hun
Slide 8 - Quiz
Vul het goede woord in: Wij gaan eerder dan........
A
hen
B
hun
C
zij
D
hullie
Slide 9 - Quiz
Eerst gingen we een stuk fietsen en daarna heb ik met ... gebarbecued.
A
hen
B
hun
C
ons
D
zij
Slide 10 - Quiz
De overheid vaardigde een nieuwe wet uit die ... binnen drie jaar vijf miljoen euro zal opleveren.