congruentie pv en onderwerp

congruentie tussen het grammaticaal onderwerp en de persoonsvorm van het werkwoord
de congruentie - het past bij elkaar

het onderwerp - wie doet iets

de persoonsvorm - vorm van een werkwoord waaraan je kunt zien dat het om enkelvoud of meervoud gaat
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

congruentie tussen het grammaticaal onderwerp en de persoonsvorm van het werkwoord
de congruentie - het past bij elkaar

het onderwerp - wie doet iets

de persoonsvorm - vorm van een werkwoord waaraan je kunt zien dat het om enkelvoud of meervoud gaat

Slide 1 - Diapositive

Wat is de grammaticale functie van
'de medewerkers'?
De medewerkers krijgen een half uur pauze.
timer
1:30
A
onderwerp
B
persoonsvorm van het werkwoord

Slide 2 - Quiz

congruentie tussen het grammaticaal onderwerp en de persoonsvorm van het werkwoord
het grammaticaal onderwerp
- wie iets doet
voorbeelden
Ik kies voor een stage in de kinderopvang.
De auto rijdt hard.
De bus is te laat.
Mijn ouders hebben veel verdriet.

Slide 3 - Diapositive

Wat is de grammaticale functie van
'doe' ?
Ik doe dat graag voor de cliënt.
timer
1:00
A
onderwerp
B
persoonsvorm van het werkwoord

Slide 4 - Quiz

Wat is de grammaticale functie van
'gingen' ?
Wij gingen dagelijks naar ons werk.
timer
1:00
A
onderwerp
B
persoonsvorm van het werkwoord

Slide 5 - Quiz

Wat is de grammaticale functie van
'Zij' ?
Zij hadden een hekel aan schoonmaken.
timer
1:00
A
onderwerp
B
persoonsvorm van het werkwoord

Slide 6 - Quiz

Het grammaticaal onderwerp: 
enkelvoud en meervoud
enkelvoud: 1 persoon of 1 ding
voorbeelden
Jij gaat naar je stage. Het is daar leuk. Een kind wil graag een boekje met je lezen.
meervoud: meer personen of meer dingen
Jullie beginnen met werken om 7 uur. De pauzes duren een kwartier. De collega's werken samen.

Slide 7 - Diapositive

Is het grammaticaal onderwerp
enkelvoud of meervoud?

De kinderen vinden de leidster leuk.
timer
1:00
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 8 - Quiz

Is het grammaticaal onderwerp enkelvoud of meervoud?

Deze klus is te zwaar voor ons.
timer
1:00
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 9 - Quiz

Is het grammaticaal onderwerp enkelvoud of meervoud?

De familie belt veel met elkaar.
timer
1:00
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 10 - Quiz

De congruentie tussen de persoonsvorm van het 
werkwoord en het grammaticaal onderwerp
Indien het onderwerp enkelvoud is,
   moet de persoonsvorm ook enkelvoud zijn.
enkelvoudsvormen - ik ; pv- jij
                            - jij, u, hij, zij, het
Indien het onderwerp meervoud is,
   moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.
meervoudsvormen - wij, jullie, zij

Slide 11 - Diapositive

De persoonsvorm van het werkwoord
De persoonsvorm
- enkelvoud of meervoud
Ik help graag bejaarde mensen.
De medewerkers helpen de cliënten.
- tegenwoordige tijd of verleden tijd
Ik ga drie dagen naar mijn stage.
Ik ging drie dagen naar mijn stage.

Slide 12 - Diapositive

Wat is het grammaticale onderwerp in de volgende zin?

Maria en Sandra gaven Meryem de huiswerkopdracht.
A
Maria
B
Sandra
C
Maria en Sandra
D
Meryem

Slide 13 - Quiz

Kies de goede persoonsvorm.

Ik ... het moeilijk om beslissingen te nemen.
timer
2:00
A
vind
B
vindt
C
vinden

Slide 14 - Quiz

Kies de goede persoonsvorm.

Jij ... dat je collega's eerder naar huis gaan.
timer
1:00
A
beslis
B
beslist
C
beslissen

Slide 15 - Quiz

Kies de goede persoonsvorm.
Mijn werkzaamheden ... uit cliënten helpen met aankleden, samen koffie drinken, en spelletjes doen.
timer
1:00
A
besta
B
bestaat
C
bestaan

Slide 16 - Quiz

Kies de goede persoonsvorm.
Mijn werkzaamheden ... uit cliënten helpen met aankleden, samen koffie drinken, en spelletjes doen.
timer
1:00
A
bestond
B
bestondt
C
bestonden

Slide 17 - Quiz

Kies de goede persoonsvorm.

Jij ... dat je collega's eerder naar huis gaan.
timer
2:00
A
beslistte
B
besliste
C
beslisten

Slide 18 - Quiz

Kies de goede persoonsvorm.

Ik ... het moeilijk om beslissingen te nemen.
timer
2:00
A
vond
B
vondt
C
vonden

Slide 19 - Quiz

Maak een korte zin met
een vorm van 'komen' en 'ik'.
timer
2:00

Slide 20 - Question ouverte

Maak een korte zin met
een vorm van 'slapen' en 'jij'.
timer
2:00

Slide 21 - Question ouverte

Maak een korte zin met
een vorm van 'doen' en 'wij'.
timer
2:00

Slide 22 - Question ouverte

Maak een korte zin met
een verleden-tijdsvorm van 'komen' en 'ik'.
timer
2:00

Slide 23 - Question ouverte

Maak een korte zin met
een verleden-tijdsvorm van 'slapen' en 'jij'.
timer
2:00

Slide 24 - Question ouverte

Maak een korte zin met
een verleden-tijdsvorm van 'doen' en 'wij'.
timer
2:00

Slide 25 - Question ouverte

schrijfopdracht

Slide 26 - Diapositive