les 3/11 voornaamwoorden quiz

Aan het eind van deze week:
- weet je wat we voor de vakantie behandeld hebben (§1, 2, 3, 4)
- kun je bepalen of een zin een werkwoordelijk of een naamwoordelijk gezegde bevat
- kun je koppelwerkwoorden herkennen

Pak je schrift voor aantekeningen!

We gaan eerst het naamwoordelijk gezegde herhalen en daarna verder met §5


1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Aan het eind van deze week:
- weet je wat we voor de vakantie behandeld hebben (§1, 2, 3, 4)
- kun je bepalen of een zin een werkwoordelijk of een naamwoordelijk gezegde bevat
- kun je koppelwerkwoorden herkennen

Pak je schrift voor aantekeningen!

We gaan eerst het naamwoordelijk gezegde herhalen en daarna verder met §5


Slide 1 - Diapositive

Bespreken

Blz. 215: Opdracht 7

Slide 2 - Diapositive

Heeft deze zin een naamwoordelijk gezegde? Zo ja, noteer het naamwoordelijk gezegde.
"Ik ben erg verdrietig geweest over het slechte cijfer."

Slide 3 - Question ouverte

Sleep de zinnen naar wederkerend óf wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord
Wij maken ons geen zorgen
Wij geven elkaar een hand
Kunnen die jongens elkaar wel verstaan?
Ik vergis me dagelijks in zijn naam.
Het meisje verstopt zich achter de kast.
De stoute kinderen slaan elkaar vaak.

Slide 4 - Question de remorquage

Noteer het naamwoordelijk gezegde:
Zij is ook zo'n roddelaar.

Slide 5 - Question ouverte

Maak de juiste combinaties
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?

Bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

wederkerig voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord

Slide 6 - Question de remorquage

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Deze
Hij
Zijn
Dat
Het
Hun
Mijn
Die

Slide 7 - Question de remorquage

aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord
deze
wie
waar
dit
welk
die
wat
dat

Slide 8 - Question de remorquage

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Wat
heb
je
met
deze
boeken 
gedaan?

Slide 9 - Question de remorquage

Persoonlijk 
voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Aanwijzend
voornaamwoord
welke
die
jij
hij
wat
dat
wij
deze
wie

Slide 10 - Question de remorquage

Ik heb me behoorlijk geërgerd.
lijdend voorwerp
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
naamwoordelijk gezegde
bijwoordelijke bepaling
ik
behoorlijk
heb me geërgerd

Slide 11 - Question de remorquage

Weet je nu:
- Hoe je zinnen moet verdelen in zinsdelen?
-  Wat het verschil is tussen zinsdelen en woordsoorten?
- Wat het naamwoordelijk gezegde is en hoe je deze moet benoemen?










Huiswerk: 
Grammatica zinsdelen §5: werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
bladzijde 214, 215
  • Opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 7

Slide 12 - Diapositive