3.7.2 grammatica; mv

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk check
Wie heeft er geoefend
timer
3:00

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen 
In deze paragraaf leer je:

• het meewerkend voorwerp benoemen.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk check
Wie heeft er geoefend
timer
3:00

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp (mv) geeft aan voor wie iets bestemd is of wie iets krijgt. Vaak begint het meewerkend voorwerp met het voorzetsel aan of voor. Dit woordje kun je ook weglaten of juist toevoegen als het er niet bij staat. Soms moet je de zin dan wel een beetje veranderen. 

Het meewerkend voorwerp kun je vinden door de vraag te stellen: 
aan/voor, wie/wat + wg + o + lv?
Let op: je moet dus eerst de pv, wg, o en lv hebben gevonden. 

 In een zin kan maar één meewerkend voorwerp staan. Niet elke zin heeft een meewerkend
voorwerp.
-Heb jij hem het cadeau gegeven? 
- Heb jij het cadeau aan hem gegeven? 
- Heb jij aan hem het cadeau gegeven?

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld 

  • (De leerkracht) (stuurt) altijd alle leerlingen het huiswerk per mail.

Vraag: Aan wie stuurt de leerkracht het huiswerk? Antwoord: aan alle leerlingen. Het meewerkend voorwerp is dus alle leerlingen.

De leerkracht stuurt altijd aan alle leerlingen het huiswerk per mail.

Ter controle kun je kijken of het klopt dat je aan of voor kunt weglaten of toevoegen:

Slide 7 - Diapositive

1. PV = probeer
   WG = probeer te maken
2. PV = spelen
    WG = spelen af
3. PV = lijnt
    WG = lijnt aan
4. PV = is
     WG = is aan het spelen
5. PV = hadden
    WG = hadden uit moeten zetten
Even samen oefenen 

De tandarts | geeft | zijn patiënt | een behandeling.
                                            

De kinderen geven elkaar de schuld.


Jill geeft haar zusje een nieuwe pop.
             O                        WG                 MV                               LV

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedenk op onderstaande zinnen een vervolg. Er moet een lv en een mv in staan.
Mijn broer is geslaagd voor zijn examen en daarom geef ik aan hem een cadeau

Op het klassenfeest heb ik....

De docent Nederlands heeft op donderdagochtend tijdens de les....

De schoolkinderen zullen morgen van negen tot twaalf ... 



Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het werk
Hoofdstuk 3, §3.8 spelling, opdracht 8 en 9

Klaar? 

woorden oefen met de woordtrainer of lezen in je leesboek

We kijken het samen na 
timer
10:00

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiting
benoem pv, wg, o, lv en mv

1. Soms geven volwassen dieren ziektes door aan hun jongen.

2. Binnenkort zal deze winkel duurzame telefoons gaan verkopen.

Slide 11 - Diapositive

De apotheek
de bibliotheken
de marathons
het restaurant
de theorieën
Huiswerk
geen. 

Je zou eventueel oefenwerkbladen kunnen downloaden op www.juf-milou.nl

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions