Woordenschat H 3, 4 en 5

• Nederlands

Woordenschat H. 3, 4 en 5

Voorvoegsels;

Achtervoegsels;

Samenstellingen;

en heel veel woorden met hun betekenis.

Herhaling en oefening

In de afgelopen lessen op school hebben jullie al veel opdrachten uit het boek gemaakt. In SOM staat precies wat er nog gedaan moet worden. 

Deze Lessonup-les moet je voor komend weekend gemaakt hebben. 

Moeilijke woorden

De volgende slide van deze les bevat een Nederlandstalige lied dat de betekenis geeft van allerlei moeilijke woorden. Lees- en beluister het lied goed! Aan het einde van deze les heb je de betekenis van de woorden nodig. 

Achtervoegsel

Een achtervoegsel is een deel van een woord dat je achter een bestaand woord kunt plakken, waardoor er een nieuw woord ontstaat. De betekenis van het bestaande woord verandert hierdoor. Soms is die verandering groot, de betekenis kan zelfs tegengesteld worden. Kijk maar in de volgende voorbeelden:

blij

kaal

geluk

breek

bak

schoon

object

divers

spijt

blijdschap

kaalheid

gelukkig

breekbaar

baksel

schoonheid

objectief

diversiteit

spijtig

-(i)teit biodiversiteit

-kundig vakkundig

-(e)lijk wetenschappelijk

-rijk waterrijk

-vaardig slagvaardig

-wekkend angstwekkend

-loos zonder

-achtig kinderachtig

-baar onoplosbaar

-eus nerveus, matineus

-heid werkloosheid

-ief subjectief

-ig gelukkig

-isme socialisme

Veelvoorkomende achtervoegsels

Wat betekenen de achtervoegsel:
-rijk, -loos en -achtig

Voorvoegsel

Een voorvoegsel is een deel van een woord dat je voor een bestaand woord kunt plakken, waardoor er een nieuw woord ontstaat. De betekenis van het bestaande woord verandert hierdoor. Soms is die verandering groot, de betekenis kan zelfs tegengesteld worden. Kijk maar in de volgende voorbeelden:

Denk na over de betekenissen van de voorvoegsels.

aarts- : aartslui, aartsconservatief

on- : ongunstig, oneerlijk

ont- : ontsteken, ontbranden

her- : herexamen, heroverwegen

wan- : wanorde, wansmaak

oud- : oud-trainer

oer- : oeroud, oermoeder

niet- : niet-roker

Noteer de betekenis van de voorvoegsels uit de vorige slide.

Samenstellingen

Een samenstelling is een woord dat uit twee of meer woorden bestaat. Soms is het lastig om te bepalen of er een -s of een -n tussen de woorden geschreven moet worden. Is het bijvoorbeeld pannekoek of pannenkoek? En is het stationchef of stationschef? Bekijk de volgende instructievideo aandachtig en ga daarna aan de slag met de vragen. 

Noteer de samenstelling van
vereniging + bestuur
Leg uit waarom je het zo moet spellen.

Noteer de samenstelling van
zon en schijn
Leg uit waarom je het zo moet spellen.

Noteer de samenstelling van
varken en stal

Noteer de samenstelling van
vluchteling en hulp

Noteer de samenstelling van
groente en soep

Noteer de samenstelling van
boek en kast

Hoe ging dat?

In de volgende slide vind je nog een schematisch overzicht van de theorie over tussenletters in samenstellingen. 

Mocht je er niet uitkomen, dan kan je me vragen stellen via [e-mail] 

Tussenletter in samenstellingen

Het einde van de les is in zicht. Nu alleen nog een quiz over de moeilijke woorden uit de rap aan het begin van deze les. Succes!

Check SOM regelmatig om te kijken of je nog ander huiswerk moet maken of andere opdrachten hebt. 

Wat betekent aversie?

1. breuk
2. beleefdheid
3. vreugde
4. afkeer

Wat betekent discutabel

1. twijfelachtig
2. nieuwsgierig
3. opvallend
4. gek

Wat betekent facultatief?

1. verplicht
2. niet verplicht
3. hebberig
4. vakinhoudelijk

Wat betekent fiasco?

1. feest
2. mislukking
3. probleem
4. belasting

Wat betekent elementair?

1. Bestaande uit delen
2. Broodnodig
3. Planmatig
4. Wiskundig

Wat betekent alert?

1. alarm/sirene
2. precies/nauwkeurig
3. waakzaam/oplettend
4. gulzig/hebberig

Wat betekent euforisch?

1. Overdreven gek
2. Overdreven gelukkig
3. Overdreven verdrietig
4. Overdreven druk

Wat betekent attractief?

1. Met veel speeltoestellen
2. Vermakelijk
3. Speels
4. Aantrekkelijk

Wat betekent bonafide?

1. Stevig
2. Grappig
3. Betrouwbaar
4. Vreemd

Wat betekent Coöperatief?

1. Voor de operatie
2. Na de operatie
3. Bereid tot leren
4. Bereid tot samenwerken

Wat betekent acuut?

1. Plotseling
2. Nood
3. Oplader
4. Achteraf

Wat betekent frappant?

1. Direct
2. Sociaal
3. Opvallend
4. Tegenstrijdig