Thema 3 Toekomst H3 Samenstellingen

ZRGVEPL419AK
Thema Toekomst H3 Taalverzorging
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

ZRGVEPL419AK
Thema Toekomst H3 Taalverzorging

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?
  • Terugblik 
  • Spelling:  aan elkaar of los?
  • Aan de slag met de opdrachten 1, 2, 6 en 7
  • Afsluiting: running dictee 

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?
  • Terugblik 
  • Spelling:  aan elkaar of los?
  • Aan de slag met de opdrachten 1, 2, 3, 6 en 7
  • Afsluiting

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van de les ken je de regels van samenstellingen.
Aan het eind van de les ken je de regels van het koppelteken en tussenletters.
Aan het eind van de les kun je woorden juist samenstellen.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

SAMENSTELLINGEN
 Bekijk het
volgende filmpje...

Slide 7 - Diapositive

0

Slide 8 - Vidéo

WAT IS EEN SAMENSTELLING?
  • Een woord dat uit meerdere woorden bestaat, noem je een samenstelling.

  • Wie weet er een voorbeeld?
  • hogesnelheidslijn 
  • vaatwasmachine

Slide 9 - Diapositive

WAAROM EEN KOPPELTEKEN?
  • De meeste woorden kun je aaneenschrijven. Maar als dit voor lees- of uitspraakproblemen zorgt, plaats je een koppelteken.

  • Je gebruikt het bij een combinatie van 2 klinkers. 
  • Voorbeeld? 
  • diploma-uitreiking (au) / radio-omroep (oo)
  • vakantie-uitje (eu)

Slide 10 - Diapositive

KOPPELTEKEN
  • Koppelteken gebruik je ook bij een samenstelling met een afkorting, aparte letter of symbool
  • Voorbeeld?
  • mbo-niveau
  • V-hals
  • $-teken

Slide 11 - Diapositive

Klinkerbotsing

Slide 12 - Diapositive

TUSSENLETTERS
  • Om de regels voor de tussenletters in samenstellingen goed toe te passen, moet je de meervoudsvormen van woorden kennen.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

TUSSENLETTERS -en-
  • Een samenstelling krijgt een tussenletter -(e)n-
    als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat in het meervoud eindigt op -(e)n-  en niet op -s
  • Voorbeeld?
  • boekenkast (boek -> boeken)
    tomatensoep (tomaat -> tomaten)

Slide 16 - Diapositive

TUSSENLETTER -e-
  • Wanneer het eerste gedeelte van de samenstelling zowel -(e)n- als -s in het meervoud heeft, krijg je een -e- als tussenletter.
  • Voorbeeld:
    ziektebeeld (ziekte -> ziektes, ziekten)
    groentesoep (groente -> groentes, groenten)

Slide 17 - Diapositive

TUSSENLETTER -er-
  • Bij woorden met een meervoud -eren, schrijf je in de samenstelling -er-

  • Voorbeeld: 
    kindervoorstelling (kinderen
    eiersalade (eieren)

Slide 18 - Diapositive

TUSSENLETTER -e-
  • Als het eerste gedeelte verwijst naar een persoon of zaak die uniek is.

  • Voorbeeld:
    zonneschijn (er is maar 1 zon)
    Koninginnedag (maar 1 koningin)
  • Nauwelijks herkenbare woorden.
    Voorbeeld: beregoed, elleboog, ledemaat

Slide 19 - Diapositive

TUSSENLETTER -s-
  • Samenstelling die bestaat uit 2 zelfstandige naamwoorden, als je de -s- hoort, schrijf je hem ook.

  • Voorbeeld: 
  • meningsverschil, tasjesdief, jongensdroom

Slide 20 - Diapositive

Maak een samenstelling van de woorden:
buur + ruzie

Slide 21 - Question ouverte

Maak een samenstelling van:
maan + schijn

Slide 22 - Question ouverte

Maak een samenstelling van:
kip + soep

Slide 23 - Question ouverte

Maak een samenstelling van de woorden:
groente + soep

Slide 24 - Question ouverte

Hoe schrijf je: stereoinstallatie
A
stereo-installatie
B
stereoinstalatie
C
stereoïnstalatie
D
stereo-instalatie

Slide 25 - Quiz

Hoe maak je de samenstelling:
beer + gezellig
A
berengezellig
B
beregezellig
C
beergezellig
D
beregezellie

Slide 26 - Quiz

Hoe schrijf je: familie + accommodatie
A
familie-accommodatie
B
familieaccommodatie
C
familieacommodatie
D
familie-accomodatie

Slide 27 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze van
HOND EN HOK
A
hondehok
B
hondenhok

Slide 28 - Quiz

In vier gevallen komt er een koppelteken tussen de woorden:

• als er verwarring ontstaat over de uitspraak:
auto + ongeluk = auto-ongeluk
zee + egel = zee-egel
• als het eerste deel een cijfer is:
25-jarige/  65-plussers
65-plusser
• als het twee gelijkwaardige woorden zijn:
hotel-restaurant
zwart-wit
• als het eerste deel een afkorting is:
atv-dag
vut-regeling



• als het twee gelijkwaardige woorden zijn:
hotel-restaurant
zwart-wit
• als het eerste deel een afkorting is:
atv-dag
vut-regeling



Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Aan de slag
Starttaal Studiereader
Thema 3 Toekomst
H 3 Taalverzorging
Maak opdracht: 1, 2, 3, 6 en/of 7

Slide 31 - Diapositive

Afsluiter
Tip 
Top

Slide 32 - Diapositive