MAVO 3 deeltaak 4 week 2 les 1
1 / 26
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Lien
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
Slide 4 - Question ouverte
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Hoe vraag je naar het lijdend voorwerp?
Slide 7 - Question ouverte
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
De naamvallen worden in het Duits alleen of niet alleen gebruikt na een voorzetsel?
A
alleen na een voorzetsel
B
niet alleen na een voorzetsel
Slide 11 - Quiz
Welke naamval krijgt het onderwerp?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e
Slide 12 - Quiz
Welke naamval krijgt het lijdend voorwerp?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
lijdend voorwerp
onderwerp
er
Slide 15 - Question de remorquage
_____ (hij) hat dich beim Bäcker gesehen.
A
er
B
ihn
C
ihm
Slide 16 - Quiz
_____(Zij) hat (mij) _____ beim Kochkurs gesehen.
A
Sie, ich
B
Ihr,mich
C
Sie, mich
D
Ihr, ich
Slide 17 - Quiz
Hast (jij) ______(haar) _______ im Sommercamp kennengelernt?
Slide 18 - Question ouverte
_____(ik) habe (jullie) ______ in der Kletterhalle gefunden.
Slide 19 - Question ouverte
____ (wij) haben (hem) _____ schon für die Radtour angemeldet.
Slide 20 - Question ouverte
Slide 21 - Diapositive
Verstanden?
Ja!
Nein :(
Vielleicht....
Ein bisschen
Slide 22 - Sondage
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
habst
habben
Slide 25 - Question de remorquage
sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein
