Wat is een werkwoord?

Wat is een werkwoord?
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Wat is een werkwoord?

Slide 1 - Diapositive

Werkwoorden -  zelfstandig
Dit is een les om zelfstandig te oefenen met het herkennen van werkwoorden en de persoonsvorm.
Gemaakt door CdW

september 2023

Slide 2 - Diapositive

In deze les oefen je:
  • wat een werkwoord is;
  • wat een persoonsvorm is;
  • hoe je een persoonsvorm kunt herkennen.

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn werkwoorden?
Een werkwoord geeft aan 
  • wat iets of iemand kan doen (fietsen, praten, klappen, bewegen)
  • wat er  gebeurt  (sneeuwen, waaien, regenen)
  • wat iemand is  (zijn, worden, lijken, blijven)
    Hij is bakker. Zij wordt juf. De student lijkt blij. 

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn werkwoorden?
Werkwoorden kunnen veranderen in de zin en geven aan in welke tijd de zin staat .
Ik loop naar school - ik liep naar school.

In één zin kunnen meerdere werkwoorden staan:
De docent heeft vanochtend alle studenten een examen laten maken.

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn werkwoorden? 
Sleep alle werkwoorden naar 'Werkwoord' .  De rest sleep je naar   'Geen werkwoord'.
Werkwoord
Geen werkwoord
huis
goede
verhuizen
heb
zijn
hond
tafel
bloempje
Kopje
rood
tent
bijzonder
denken
lopen
huilen
moeten
wil
geeft

Slide 6 - Question de remorquage

Wat is het werkwoord in de volgende zin?

Jan en Ahmed praten samen over hun vakantie.
A
Jan en Ahmed
B
praten
C
samen
D
vakantie

Slide 7 - Quiz

Hoeveel werkwoorden heeft de volgende zin?
Zullen wij morgen gaan zwemmen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Zullen wij morgen gaan zwemmen?

Drie werkwoorden dus!

Slide 9 - Diapositive

Zin maken: persoonsvorm herkennen!
Elke zin heeft een onderwerp en een persoonsvorm.

Het onderwerp is het ding of de persoon die iets doet. 

De persoonsvorm is het werkwoord dat aangeeft wat het ding of de persoon in de zin doet. Het past qua vorm bij het onderwerp = de persoon

Slide 10 - Diapositive

Hoe vind ik de persoonsvorm?
 De persoonsvorm verandert als het onderwerp verandert.
  • Ik  loop naar school           Wij lopen naar school

De persoonsvorm  verandert ook als je de zin van tijd verandert. 
  • Het loon  wordt later uitbetaald. Het loon werd later uitbetaald

Als je een vraag van de zin maakt, komt de persoonsvorm vooraan te staan:
  • Ik loop naar school. Loop ik naar school?
  • Ze waren te laat.  Waren ze te laat?
  

Slide 11 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Geert en Ahmed fietsten gisteren samen.
A
gisteren
B
fietsten
C
samen
D
Geert en Ahmed

Slide 12 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

De zon scheen gisteren de hele dag.
A
De zon
B
scheen
C
gisteren
D
de hele dag

Slide 13 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Vorige week zijn wij met de hele familie naar het bos geweest.
A
zijn
B
wij
C
met de hele familie
D
geweest

Slide 14 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Mijn vader heeft ons vorige week leren schaatsen.
A
mijn vader
B
heeft
C
leren
D
schaatsen

Slide 15 - Quiz

Welk werkwoord is de persoonsvorm?

Zullen wij morgen gaan zwemmen?
A
Zullen
B
gaan
C
zwemmen
D
wij

Slide 16 - Quiz

Weet je nu:
  • wat een werkwoord is?
  • wat een persoonsvorm is?
  • hoe je een persoonsvorm kunt herkennen?

Slide 17 - Diapositive

Waarom heb je dit geoefend?

Als je een goede tekst wilt schrijven, moet je erop letten dat je de werkwoorden goed schrijft.
Het is belangrijk dat je dan vooral  let op de persoonsvorm.

In andere LessonUp-lessen kun je oefenen met het goed  schrijven van de persoonsvorm.

Slide 18 - Diapositive

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage