Probleemoplossende discussie

• neder
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Structuur

Beeldvorming:

bepaal wat het probleem is

welke moeilijkheden horen bij dit probleem?

over welke middelen beschikken jullie om tot een oplossing te komen?

Voorstellen van oplossingen:

iedereen kan ideeën naar voren brengen

oordeel niet over wat er gezegd wordt

Oordeelvorming:

jullie gaan nu afwegen wat de voor- en nadelen zijn

Besluitvorming:

jullie kiezen de beste oplossing

Zo voer je een probleemoplossende discussie

• Leg jouw oplossing voor het probleem uit. Noem voordelen en nadelen.
  
• Spreek rustig en duidelijk.
  
• Luister goed naar de andere deelnemers en ga serieus op hun woorden in. Geef aan waar je het wel of niet mee eens bent.
  
• Laat de anderen uitspreken.
  
• Zeg ‘Daar wil ik graag op reageren’ of ‘Mag ik daar wat over zeggen?’
  
• Bespreek met elkaar de voor- en nadelen van elkaars oplossingen. Bedenk ook wat je kunt doen aan eventuele nadelen van die oplossingen en probeer samen tot de beste oplossing te komen.
  

Zo leid je als voorzitter een probleemoplossende discussie:

1) Leid de discussie in: vertel wat het probleem is.

2) Geef de deelnemers het woord.

3) Laat elke spreker voldoende aan het woord komen.

4) Vraag een spreker om toelichting als je merkt dat anderen hem niet goed begrijpen.

5) Spreek iemand erop aan als hij afdwaalt van het onderwerp.

6) Vat zo nu en dan de discussie samen.

7) Sluit de discussie af met een samenvatting of een conclusie: de oplossing voor het probleem.

Rol discussieleider

- laat iedereen voldoende aan het woord komen

- grijpt in als dat nodig is

- vat zo nu en dan de discussie samen

- stelt vragen om deelonderwerpen te introduceren

- sluit de discussie af met een samenvatting en zo mogelijk een conclusie