Leesdidactiek - College 1

Wat moet je kunnen
en weten om te lezen?
1 / 12
suivant
Slide 1: Carte mentale
NederlandsHBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Wat moet je kunnen
en weten om te lezen?

Slide 1 - Carte mentale

Leesdidactiek van fictie en zakelijke teksten
Bijeenkomst 1
  • voorstelrondje
  • doelen van het vak
  • programma van het vak
  • Wat is tekstbegrip? Opdracht met artikel Kintsch
  • Terugblik en vooruitblik

Slide 2 - Diapositive

Na het volgen dat dit vak zijn jullie op de hoogte van:
de algemene kennis en vaardigheden die een lezer nodig heeft om teksten (zakelijk en fictie) te kunnen begrijpen en  de specifieke kennis en vaardigheden die passen bij jullie leerlingen (leerlijnen en leesniveaus) 
verschillende didactieken om leerlingen deze kennis en vaardigheden bij te brengen en kunnen jullie met behulp van deze kennis effectief lees- en fictieonderwijs geven.

Slide 3 - Diapositive

Praktische zaken
Per bijeenkomst leeshuiswerk (zie programma en studiewijzer)
In tweede blok praktijkopdracht A of B die wordt afgerond met een presentatie (keuze volgende week).

Slide 4 - Diapositive

Wat denk je dat Kintsch bedoelt met het ´situatiemodel´?
A
De structuur van een tekst.
B
De bedoeling van een schrijver in een tekst.
C
Mentale model dat de lezer maakt van de tekst
D
De betekenis van de woorden uit een tekst.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

timer
5:00

Slide 7 - Diapositive

De relatie tussen vloeiendheid en begrijpend lezen
Wanneer lagere orde processen (woordherkenning, zinsstructuur) geautomatiseerd zijn, zorgt dit voor ruimte voor hogere orde begripsprocessen -> Verbal efficiency theory van Perfetti.
Dus langzame woordherkenning is een probleem…
De relatie tussen vloeiendheid en begrijpend lezen wordt zwakker naarmate leeservaring toeneemt. 

Slide 8 - Diapositive

De relatie tussen vloeiendheid en begrijpend lezen wordt zwakker naarmate leeservaring toeneemt.
Waardoor komt dat denken jullie?

Slide 9 - Question ouverte

Wat weet en doet een sterke lezer?
Kennis: woordenschat (ook diepe woordenschat), metacognitieve kennis (kennis over leesstrategieën), kennis over tekststructuur en teksttypen, grammaticale kennis, voorkennis/achtergrondkennis. 
Vaardigheden: vloeiend lezen, inferenties maken, begrip monitoren, kunnen toepassen van strategieën (herlezen, woordraadstrategieën), actief lezen, etc.
Motivatie: ondermijnende en bevorderende motivaties.

Slide 10 - Diapositive

In hoeverre lukte het jou om een situatiemodel van de tekst van Kintsch te maken?

Slide 11 - Question ouverte

Volgende week
Lees: Van Gelderen en Kintsch. Maak een samenvatting van beide teksten
Doen: vorm een duo voor de praktijkopdracht en maak een keuze tussen de twee opdrachten

Slide 12 - Diapositive