Les 2 week 37 tegenwoordige tijd leerjaar 1 PW/OA

Les 2 
Les Nederlands 

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Les 2 
Les Nederlands 

Slide 1 - Diapositive

Planning vandaag
Uitleg: 
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd


Uitvoeren: 
Studiemeter aanmelden
Maken opdrachten studiemeter werkwoordspelling tegenwoordige tijd
Pedagogisch klimaat thuis en in de klas


Slide 2 - Diapositive

Wat zijn werkwoorden?

Slide 3 - Question ouverte

Werkwoorden zijn: 
- woorden die aangeven wat iemand doet
- woorden die zeggen wat iemand is 
- woorden die zeggen wat er gebeurt 
Kunnen veranderen van vorm. 

Jij BENT een student
Hij RENT halve marathons
Hij HEEFT genoeg bier GEHAD (meerde ww in 1 zin) 
Het REGENDE gisteren

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Hoe werkt het? 
Ik (ik-vorm; geen stam) loop (geen t als hij er niet staat)
Jij /Hij / zij / (loopt (altijd een t) 
Wij lopen ( hele werkwoord) 

Slide 6 - Diapositive

Wat is het verschil tussen de stam en de ik-vorm?

De stam is het hele werkwoord -en, deze gebruik je in gedachte als hulpmiddel voor ww-spelling. De ik-vorm is een geschreven vorm waarbij de laatste letter van de stam al veranderd is. Zoals bij werkwoorden waar de z verandert in een s. Blozen (stam is hele werkwoord in -en (bloz), maar de ik-vorm is ik bloos).

Slide 7 - Diapositive

Kofschip
Belangrijk om te weten: het Kofschip wordt niet gebruikt in de tegenwoordige tijd!!!!!! 
Alleen bij de verleden tijd! 

Slide 8 - Diapositive

Wat klopt hier niet:
'Er komt een groot feest. Hij behaald zijn diploma morgen.

Slide 9 - Question ouverte

Ezelsbrug 

Als er na het weghalen van de -en geen d in het werkwoord staat, 
dan krijg je in de tegenwoordige tijd ook geen d in het werkwoord! 

dus niet: behalen: hij behaald vandaag zijn diploma en ook niet: wandelen: hij wandeld nu.
Goed:  behaalt, wandelt

 en d komt alleen als in het hele werkwoord al een d staat: houden.. ik houd - hij houdt. 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Werkwoorden - En 
  • Vind je werkwoordspelling lastig? 

  • Ga dan de stappen af 

  • stap 1: het hele ww zonder -En 
  • stap 2: Kijk wat er nog verder moet gebeuren: over. moet de stam nog aangepast worden?  
  • stap 3: moet er nog een t achter? 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Bij welke woorden moet je de stam gaan veranderen als je de -en eraf haalt?

Slide 14 - Question ouverte


Lev
Lez
Verhuiz

Slide 15 - Diapositive

Grote uitzondering!!! 

Jij wordT docent, maar worD jij docent? 
als jij achter het ww staat, dan geen T! 

Let wel: alleen als je >> jij kan worden. 
Wat vind je (jij)? 
Wat vindt je (jij) vader? 
 


Slide 16 - Diapositive

Staat deze zin goed?
Word je zus directeur?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Bij welke woorden
kan er een dt bijkomen
in de tegenwoordige tijd?

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Laatste tip, truc, handigheidje 

Gebruik het woord Loop als je het echt niet weet! 

HOE DAN? 

Hij (worden) directeur. Moet dat met d of t? Dat hoor je hier niet! 
vul dan het woord loop in: hij loopT directeur. je hoort een T :) 

Slide 22 - Diapositive

Alles duidelijk?? 
Zo nee, stel je vraag! 





Daarna gaan we testen of jullie het begrepen hebben! 


Slide 23 - Diapositive

Erik (verhuizen) morgen naar Raalte.
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuisde
D
verhuis

Slide 24 - Quiz

(Verwijzen)
... je huisarts jou door naar een specialist?
A
verwijst
B
verwijs
C
verwijsd
D
verwees

Slide 25 - Quiz

Alex (vinden) jouw mening belangrijk.
A
vind
B
vinden
C
vindt
D
vint

Slide 26 - Quiz

Ik (aanvaarden) dit compromis, als jij je aan de afspraak (houden)
A
aanvaardt, houdt
B
aanvaart, houdt
C
aanvaard, houd
D
aanvaard, houdt

Slide 27 - Quiz

(Worden) jij ook gek van al die werkwoordspelling?
A
wordt
B
word

Slide 28 - Quiz



Pedagogiek
Pedagogisch klimaat
Thuis en in de klas

Slide 29 - Diapositive


Waarom is opvoeden noodzakelijk?

Slide 30 - Question ouverte


Opvoeden is:

Slide 31 - Question ouverte

Het bieden van emotionele veiligheid. 
Stimuleren van de ontwikkeling van de sociale competenties.
Overdracht van waarden en normen.
Daan is vandaag voor het eerst op de groep. Er wordt extra aandacht aan Daan besteed om ervoor te zorgen dat hij zich op zijn gemak voelt. De leidsters zullen extra contact momenten met Daan hebben en hem laten merken dat hij 'gezien' wordt.
Het is onrustig op de bso-groep. Na de zomervakantie zijn er veel nieuwe kinderen gekomen. De kinderen kennen elkaar nog onvoldoende. De leidsters besluiten om een middag te organiseren waarop de kinderen steeds in wisselende groepjes een spelonderdeel volgen. 
Peter en Sam spelen buiten. Ze zijn baldadig. Op een gegeven moment verzamelen ze slakken uit de bosjes en trappen deze kapot. Ze moeten enorm lachen. De pedagogisch medewerker, Jasper, loopt naar de jongens toe en vraagt waar ze mee bezig zijn. Hij neemt de jongens direct mee naar binnen en legt uit dat dit niet kan. "Slakken zomaar doodmaken doen we hier niet", zegt Jasper.

Slide 32 - Question de remorquage

Opvoeding thuis

Slide 33 - Carte mentale

Opvoeding in een organisatie

Slide 34 - Carte mentale

Verschillen thuis en Organisatie 
Ouders
Organisatie
Sterke emotionele band 
Warme persoonlijke relatie
Levenslang 
Kortdurend
Een of enkele kinderen
Groep kinderen
Broers en zusjes; familie 
Geen Familie 
Weten veel van elkaar, en hebben verwachtingen voor de toekomst
Weten niet zo veel van elkaar; voornamelijk wat ze onlangs samen gedaan hebben en gaan doen in de groep
Thuisomgeving die is ingericht voor
volwassenen en kinderen

Speciaal voor kinderen ingerichte omgeving 
Geen pedagogische opleiding 
Professionele Pedagogische Opleiding 
Gezin en informele taakverdeling 
Professionele organisatie met arbeidsvoorwaarden 

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo


Wat vind je van de opvoedtrucs die deze ouders geven?

Slide 37 - Question ouverte

Het is erg fijn als leerlingen zich prettig en veilig voelen op school/ opvang. Dat heeft te maken met een pedagogisch klimaat. Pas als kinderen zich veilig voelen op school/ opvang zijn ze in staat om te leren en te ontwikkelen. Leg uit: Wat is een pedagogisch klimaat? Bedenk zoveel mogelijk woorden. 

Slide 38 - Carte mentale

Opdracht 
  • Een goed pedagogisch klimaat kenmerkt zich door vaste regels en structuur en geeft daardoor voorspelbaarheid en rust. Omdat we een goed en veilig pedagogisch klimaat als voorwaarde zien om tot een goede ontwikkeling van leerlingen te komen, beantwoorden jullie onderstaande vragen:
  • Welke regels of schoolafspraken zijn er op deze opleiding. Maak een lijstje.
  • Welke regels vind je het meest belangrijk?
  • Leg uit waarom je dit vindt
  • Maak in groepjes van 3 a 4 studenten 10 groepsregels voor in jullie eigen klas : hoe willen jullie dat jullie met elkaar omgaan? 
  • Visualeer de regels zodat ze in een klas opgehangen kunnen worden. 

Slide 39 - Diapositive