Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
kauwgom in de prullenbak
mobiel in de telefoontas
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
kauwgom in de prullenbak
mobiel in de telefoontas
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk
Slide 1 - Diapositive
je gaat 6 minuten in sti
Deze les?
we kijken het huiswerk na
we blikken terug op hoofdstuk 3
we kijken naar het rekenen van hoofdstuk 3
aan het huiswerk
Vragen (aan mij) mogen altijd gesteld worden
Slide 2 - Diapositive
1
Eigen antwoord.
Bijvoorbeeld Turkije -> de Turkse lira, Amerika -> de Amerikaanse dollar of Engeland -> het Engelse pond
2 linksbovenin 1
Daaronder links 3 met daarnaast 4
Daaronder links 5 met daarnaas 6
en rechtsonderin 2
Slide 3 - Diapositive
3
Sparen
Beleggen
Voordeel:
je krijgt je geld zeker terug
+ je krijgt rente
kans op hogere opbrengst
Nadeel:
het levert weinig op (lage rente)
risico op verlies van je belegging
Slide 4 - Diapositive
4a Gekocht voor 1250x12,05 = € 15.062,50
Verkocht voor 1250x8,34 = € 10.425,-
dus een verlies van € 4.637,50
4b hoeveel procent is 4637,50 van 15062,50?
4637,5/15062,5 x100 = 30,8%
4c Onverstandig om dan te verkopen: je had misschien rustig moeten wachten tot de koers van het aandeel weer zou stijgen. Dan had je minder of helemaal geen verlies (en wellicht ook wel winst).
4d Verklaring koersdaling: misschien maakten ze verlies of was de winst lager als verwacht.
Slide 5 - Diapositive
5
Beleggen kun je doen met geld dat je voor langere tijd niet nodig hebt. Als je gaat beleggen, is het verstandig om dat te doen met een deel van je spaargeld.
6
Alle landen die de euro hebben, vormen samen de eurozone. De geldsoort van andere landen, noem je
vreemd geld of vreemde valuta. De wisselkoers geeft aan hoeveel één euro waard is in vreemd geld
Slide 6 - Diapositive
7a Voor € 1,- koop je 0,89 Britse ponden (£)
7b Om € 1,- terug te krijgen moet je 0,92 Britse ponden (£) inleveren
8a Voor € 250,- koop je 250x114,67 = 28.667,50 Japanse Yen (¥)
8b Voor € 330,- koop je 300x1,10 = 330 Amerikaanse Dollars ($)
8c Voor € 175,- koop je 175x6,45 = 1.128,75 Turkse Lira (t)
-
Slide 7 - Diapositive
9a Je gaat inwisselen voor euro's je verkoopt, dus de verkoopkoers.
9b Voor 600 Turkse Lira krijg je 600/6,51 = € 92,17
9c Aankoop 50.000 Japanse Yen: 50000/114,67 =
€ 436,03
10a Voor 350 Britse ponden betaal je 350/0,89 =
€ 393,26
10b Voor 38 Britse ponden krijg je 38/0,92 =
€ 41,30 terug.
Slide 8 - Diapositive
Leerdoelen §3.4
Ik weet waar de vraag naar geld uit bestaat
Ik weet waar het aanbod van geld uit bestaat
Ik weet hoe het renteverschil ontstaat
Ik weet wat beleggen is
Ik weet wat een aandeelhouder is
Ik weet hoe je winst kunt maken met aandelen
Ik weet de gevaren van aandelen
Ik weet drie verschillen tussen sparen en beleggen
Ik ken vier voorbeelden van vreemde valuta
Ik kan rekenen met vreemde valuta (kopen en verkopen)
LEER EN
Slide 9 - Diapositive
Leerdoelen §3.3
Ik weet lenen is
Ik ken de vier leenmotieven
Ik weet wat een krediet is
Ik weet wat kredietkosten zijn
Ik weet wat een termijnbedrag is
Ik kan de kredietkosten uitrekenen
Ik weet wat een consumptief krediet is
Ik ken vier vormen van consumptief krediet en weet de verschillen tussen ze
Ik kan rekenen met consumptief krediet
LEER EN
Slide 10 - Diapositive
Leerdoelen §3.2
Ik weet sparen is
Ik ken de drie spaarfuncties
Ik weet wat variabele rente is
Ik weet wat vaste rente is
Ik weet wat een spaardeposito is
Ik kan rekenen met enkelvoudige rente
Ik kan rekenen met samengestelde rente
Ik weet wanneer de koopkracht stijgt als de rente en inflatie gegeven zijn
LEER EN
Slide 11 - Diapositive
Leerdoelen §3.1
Ik weet directe ruil is
Ik weet wat indirecte ruil is
Ik ken de drie geldfuncties
Ik weet wat chartaal geld is
Ik weet wat giraal geld is
Ik weet wat rekening courant is
Ik ken drie vormen van elektronisch betalen
Ik weet wat een debetsaldo is
Ik weet wat een creditsaldo is
Ik kan een nieuw banksaldo uitrekenen
LEER EN
Slide 12 - Diapositive
Nieuw saldo berekenen:
oude saldo + ontvangsten - uitgaven
Saldo kan positief of negatief zijn
een creditsaldo, je hebt geld op de bank staan
een debetsaldo, je staat in de min
Slide 13 - Diapositive
Renteberekenen
Enkelvoudig
jaar 1: 5% van 1000 = € 50,-
jaar 2: 5% van 1000 = € 50,-
jaar 3: 5% van 1000 = € 50,-
Samengesteld
jaar 1: 5% van 1000 = € 50
jaar 2: 5% van 1050 = € 52,50
jaar 3: 5% van 1102,50 = € 55,13
je krijgt alleen rente over het spaarbedrag
je krijgt ook rente over al eerdere rente
Slide 14 - Diapositive
Rente berekenen
Enkelvoudig
Samengesteld
100KxPxJ
1200KxPxM
5200KxPxW
36500KxPxD
K = spaarbedrag
R = rentepercentage
J = aantal jaren
M = aantal maanden
W = aantal weken
D = aantal dagen
keer
Kx(1+p)
100KxPxJ
=
n
Formule om de eindwaarde te berekenen:
De rente =
eindbedrag - spaarbedrag
K = spaarbedrag
p = perunage
rentepercentage in een getal (50% is 0,5)
n = aantal jaar
Slide 15 - Diapositive
Kredietkosten
termijnbedrag x aantal termijnen
-
bedrag van krediet
Slide 16 - Diapositive
Vreemd geld
Bij aankoop:
bedrag waarvoor je wilt kopen delen door de aankoopkoers
Bij verkoop:
bedrag in buitenlandse valuta delen door de verkoopkoers
Slide 17 - Diapositive
Maak in stilte
EN zelfstandig
de Rekenopdrachten 1 t/m 16
van pagina 92 + 93
Ben je klaar:
kijk alvast naar de herhalings- en de plusopdrachten