Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Van A tot Zin - 4.1, 4.2 en 4.3
Doel van deze les
Herhalen hoofdstukken 4.1, 4.2, 4.3
Nakijken hoofdstuk 4.3
Vragen stellen
Toets maken
1 / 22
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Cette leçon contient
22 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Doel van deze les
Herhalen hoofdstukken 4.1, 4.2, 4.3
Nakijken hoofdstuk 4.3
Vragen stellen
Toets maken
Slide 1 - Diapositive
Hoofdstuk 4.1
Doel: Ik kan het onderwerp en het werkwoord vinden in een zin
Hoofdstuk 4.1
Doel
: ik weet wat het
onderwerp
en het
werkwoord
in een zin is
Onderwerp:
is een mens, een dier, of een ding
Werkwoord
: is een woord dat in beweging is. Er vind een verandering plaats (fietsen, lopen, praten, eten)
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Wat is het onderwerp?
Dit mooie boek is heel dik.
Slide 4 - Question ouverte
Wat is het onderwerp?
Alle beren zitten in de zon.
Slide 5 - Question ouverte
Wat is het onderwerp?
De kleine dieren zijn nog jong.
Slide 6 - Question ouverte
Wat is het onderwerp?
Veel mensen praten door elkaar.
Slide 7 - Question ouverte
Wat is het onderwerp?
De zon schijnt vandaag niet.
Slide 8 - Question ouverte
Hoofdstuk 4.2
Doel
: ik kan zinnen in de juiste volgorde zetten
1 2 3
Onderwerp - werkwoord -
rest van de zin
Woorden in de rest van de zin geven vaak informatie over
tijd
(wanneer, hoelaat, hoe vaak),
manier
(hoe, met wie , wat) of
plaats
(waar)
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Volgorde rest van de zin
Let op!
Zet de woorden van tijd altijd vóór de woorden van plaats
Ik ga
elke ochtend
met mijn hond
lopen
in het bos
wanneer?
met wie of wat? waar?
morgen | naar de film | gaan | we | zullen | ?
Slide 11 - Diapositive
Wat doe je morgen?
(morgen)
Slide 12 - Question ouverte
Waar wandel jij graag in de zomer?
(in)
Slide 13 - Question ouverte
Hoe ga je straks naar huis?
(met)
Slide 14 - Question ouverte
Hoofdstuk 4.3
Doel: Een zin met
twee werkwoorden
maken
Hier zijn twee manieren voor:
1. Je gebruikt een werkwoord + het
hele
werkwoord
Voorbeeld:
Anne
gaat
morgen huiswerk
maken
Morgen
wil
ik gaan
sporten
Slide 15 - Diapositive
2. Een zin met
twee werkwoorden
maken
Gebruik
hebben
of
zijn
+
het voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord:
gebruik je als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is. Het is voorbij, het is klaar. Het is nu niet meer.
Slide 16 - Diapositive
Hoe maak ik een voltooid deelwoord?
Gebruik het werkwoord
hebben
of
zijn
Neem altijd de
ik-vorm
van het werkwoord
Dus ik speel (hele werkwoord is spelen)
ge + speel + d of t
Ik
heb
gisteren buiten
gespeeld
Slide 17 - Diapositive
Opdracht
Maak de zin af.
Gebruik een tweede werkwoord.
Slide 18 - Diapositive
Ik heb gisteren huiswerk ......(maken)
ge + ik-vorm + d of t
Slide 19 - Question ouverte
Ik heb voor de toets.....(leren)
ge + ik-vorm + d of t
Slide 20 - Question ouverte
Ik ben op tijd....(stoppen)
ge + ik-vorm + d of t
Slide 21 - Question ouverte
Vragen?
Slide 22 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
4 Taal deel 1
Mars 2024
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Lager onderwijs
Pré-instruction la phrase interrogative
Septembre 2022
- Leçon avec
17 diapositives
Frans
Secundair onderwijs
Zinsbouw
Mars 2024
- Leçon avec
16 diapositives
werkwoorden
Avril 2023
- Leçon avec
16 diapositives
Werkwoorden vervoegen
Mars 2024
- Leçon avec
38 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Het werkwoord 'zijn'
Septembre 2023
- Leçon avec
16 diapositives
Grammatica
Secundair onderwijs
Communicatiemodel
Septembre 2022
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Quiz deel 1
Juillet 2023
- Leçon avec
29 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs