Oefening subtekst
Speel de volgend dialoog met een gekozen subtekst:
- A heeft iets gestolen
- A is jaloers
- B vindt de ander een ...*
- A is stiekem verliefd op B
- B is vreemdgegaan
- A wil wraak op B
- Etc.
A: Hoi
B: Dag
A: Hoe gaat het?
B: Goed. Met jou?
A: Niet slecht
B: Dat dacht ik wel.
A: Waar ga je naartoe?
B: Naar een afspraak
A: Oh.
B: Ik moet nu gaan.
A: Oké, dan laat ik je maar gaan.
B: Ik zie je nog wel.