ONO Blok 1 Voorbereiding toets Lezen

Welkom!
  1. Pak je spullen (leerboek, schrift, takenkaart, agenda en etui).
  2. Doe je telefoon in de telefoontas.
  3. Pak je leesboek en ga lezen.
timer
8:00
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
  1. Pak je spullen (leerboek, schrift, takenkaart, agenda en etui).
  2. Doe je telefoon in de telefoontas.
  3. Pak je leesboek en ga lezen.
timer
8:00

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
1. Huiswerk bespreken 
2. Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen:
  • Ik  kan een tekstdoel voorspellen.
  • Ik kan aangeven wat het tekstdoel van de tekst is.
  • Ik kan verschillende tekstvormen herkennen.
  • Ik kan aangeven voor welk publiek een tekst geschreven is.
  • Ik kan achter de betekenis van moeilijke woorden komen.

Slide 3 - Diapositive

Instructie 1: Leesdoelen en tekstdoelen
Leesdoel: de bedoeling van de lezer.
Tekstdoel: de bedoeling van de schrijver met zijn tekst.

Verkennend lezen: 
  • Lees de titel en bekijk de plaatjes die bij de tekst horen.
  • Nu kun je al bedenken wat het onderwerp van de tekst zou kunnen zijn.

Slide 4 - Diapositive

Instructie 2: tekstsoorten en tekstvormen

Slide 5 - Diapositive

Instructie 3: Publiek
Een schrijver schrijft een tekst met een doel. Hij wil dat de lezer iets doet met zijn tekst, of dat hij erover nadenkt. De lezers zijn het publiek van de schrijver.
Er zijn verschillende soorten publiek: 
  1. Een breed publiek, bijvoorbeeld alle jongeren tussen de 12 en 18 jaar. Denk aan teksten in kranten of tijdschriften over een algemeen onderwerp. De lezer weet nog niets of niet veel over het onderwerp. 
  2. Een kleiner publiek dat een bepaald onderwerp interessant vindt, bijvoorbeeld muziekliefhebbers, brugklasleerlingen, autoliefhebbers, meisjes of jongens van 13 jaar. Bij het schrijven van deze teksten gaat de schrijver er vaak van uit dat de lezer al iets over het onderwerp weet. 
  3. Een persoon of een kleine groep personen, bijvoorbeeld een directeur van een bedrijf, een vriend(in) of een mentor.

Slide 6 - Diapositive

Wat is een tekstdoel?
A
De bedoeling van de lezer.
B
De bedoeling van de schrijver.

Slide 7 - Quiz

Welk tekstdoel past bij deze omschrijving?

De schrijver wil de lezer iets nieuws vertellen.
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 8 - Quiz

Als je het tekstdoel kent, kun je de tekst beter begrijpen.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Bij het tekstdoel 'informeren' wil de schrijver:
A
de lezer aansporen iets te gaan doen
B
de lezer vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen
C
iets nieuws vertellen

Slide 10 - Quiz

Noem 3 tekstdoelen:

Slide 11 - Question ouverte

Een reclamefolder is een voorbeeld van:
A
een informerende tekst
B
aansporende tekst
C
amuserende tekst

Slide 12 - Quiz

Een schrijver die een artikel schrijft over violen in een tijdschrift voor muziekliefhebbers, schrijft voor een:
A
breed publiek
B
kleiner publiek
C
persoon of kleine groep personen

Slide 13 - Quiz

Noem een stap die je neemt bij 'verkennend lezen'

Slide 14 - Carte mentale

Geef een voorbeeld van een amuserende tekst.

Slide 15 - Question ouverte

Zelfstandige verwerking
  • Maken: Zelftoets Blok 1 & 2

Klaar? 
  • Streep de opdrachten af op je takenkaart.
  • Pak je leesboek en ga rustig lezen of werk 
  • verder aan je fictiedossier (boekopdracht). 
timer
20:00

Slide 16 - Diapositive

Evaluatie

Slide 17 - Diapositive

Vooruitblik
Volgende week heb je de toets van Lezen Blok 1 & 2! 

Slide 18 - Diapositive