Plaats minimaal 10 begrippen die horen bij een project in de mindmap
Slide 13 - Diapositive
Wat is volgens jou de definitie van een project?
Slide 14 - Question ouverte
Project
project (het; o; meervoud: projecten)
vooraf omschreven, gezamenlijk te verrichten werkzaamheden, leidend tot een eindproduct
Slide 15 - Diapositive
Projecteigenschappen
Een project is:
meestal multidisciplinair
Tijdelijk d.w.z. startdatum en einddatum
en heeft:
een opdrachtgever
duidelijk éénmalig doel
eigen (vast) budget
eigen projectorganisatie
Slide 16 - Diapositive
Proces of project?
Proces: Geheel van interacties die ontstaan tussen verschillende wederzijds afhankelijke stakeholders rond een bepaalde beleidskwestie, en met het oog op het ontwikkelen en realiseren van een of meerdere projecten.
Slide 17 - Diapositive
Proces of project?
Project: Geheel van activiteiten dat nodig is om een bepaald resultaat te kunnen realiseren met een eenmalig karakter binnen een afgesproken reikwijdte (scope) en met afgesproken einddatum, kosten en kwaliteit.
Slide 18 - Diapositive
Soort werkzaamheden
Slide 19 - Diapositive
Zijn dit projecten?
Slide 20 - Diapositive
Voorwaarden voor een project
Een project moet een duidelijk doel hebben
Er moet een beeld zijn van hoe het eindresultaat er uit ziet
Een project is geen onderdeel van ‘everyday work’: er is tijd beschikbaar gemaakt voor het project
Er is een projectteam en de taken en verantwoordelijkheden van betrokken partijen zijn duidelijk, er is een opdrachtgever.
De randvoorwaarden moeten duidelijk zijn (tijd, geld, kwaliteit)
Voor iedereen duidelijk wat moet gebeuren door een Plan van Aanpak
Slide 21 - Diapositive
Wanneer is een project succesvol?
Een succesvol project:
Heeft zijn doelen bereikt en levert het project resultaat met de gewenste kwaliteit;
Is optijd klaar;
Heeft geen hogere kosten dan is afgesproken.
Slide 22 - Diapositive
Projectdoelen en resultaten
Slide 23 - Diapositive
Projectdoelen en -resultaten
Slide 24 - Diapositive
Projectdoel is SMART
Het projectdoel is Specifiek (Wat?), Meetbaar (Hoeveel?), Aanwijsbaar en acceptabel (Wie?), Realistisch (Hoe?) en Tijdgebonden (Wanneer?).
Een project geeft dus antwoord op een aantal vragen:
Waarom?
Wat?
Hoeveel?
Wie
Hoe?
Wanneer?
Slide 25 - Diapositive
Voorbeeld SMART
Slide 26 - Diapositive
Opdracht: Formuleer de volgende doelen SMART
Een brug over de Maas bouwen;
Een fiets aanschaffen;
Organiseer voor volgende jaar een introductiedag WAM;
De directeur van IGO wil meer waterberging op het Hogeschoolterrein realiseren, zorg dat dit lukt;
Ik wil mijn studie watermanagement halen.
Slide 27 - Diapositive
Waarom gaan projecten mis?
Slide 28 - Diapositive
interestingengineering.com
Slide 29 - Lien
Waardoor projecten mislukken
Slide 30 - Diapositive
Te weinig aandacht voor communicatie!
Slide 31 - Diapositive
Jullie papieren brug:
Was er een gestructureerde aanpak?
Was duidelijk wat er precies moest gebeuren?
Was er een duidelijk beeld van het eindresultaat?
Was er duidelijk hoe het gemaakt ging worden?
Werd er gestructureerd gerealiseerd, vastgehouden aan plannen?
Was het resultaat bruikbaar en bleef het instand?
Slide 32 - Diapositive
Traditionele fasering en producten van elke fase
Slide 33 - Diapositive
Wat is geen (eind)resultaat van een 'groen dak'-project?
Globale schets van inrichting daktuin
Ingerichte daktuin
Film over Rotterdamse groenblauwe daken
Ambtelijke brainstormsessie over een dakpark
Beleidsvoorstel over publieke daktuinen
Ontwerp dakpark
Subsidie aanvraag voor groen dak
Adviesrapport over polderdak
Toezegging wethouder over meer geld voor dakparken
Informatiefolder over subsidie groene daken
Slide 34 - Sondage
Fasering
Slide 35 - Diapositive
Waarom fasering?
Monitoren:
Halen we onze doelen?
Binnen de tijd?
Binnen de kosten?
Beslissen:
Gaan we zo door?
Moeten we stoppen?
Moeten we bijsturen?
Slide 36 - Diapositive
Projectmatig werken is routine brengen in iets dat je voor heteerst doet!
Slide 37 - Diapositive
Wat is belangrijk voor goed projectmanagement?
Slide 38 - Question ouverte
Projectmanagement
pro·ject (het; o; meervoud: projecten)
vooraf omschreven, gezamenlijk te verrichten werkzaamheden, leidend tot een eindproduct
ma·na·gen (managede, heeft gemanaged)
leiden, besturen
Slide 39 - Diapositive
Wat moet gemanaged worden?
Slide 40 - Diapositive
De werkwijze van een project is
A
Niet relevant
B
Geleidelijk duidelijker
C
Vaste procedure
D
Chaotisch
Slide 41 - Quiz
Waar staat de A van SMART voor?
A
Aandacht
B
Aanwijsbaar
C
Algemeen geldend
D
Acceptabel
Slide 42 - Quiz
Waardoor kunnen projecten mislukken?
Slide 43 - Question ouverte
Uit welke projectfasen bestaat een project
A
Uitvoeringsfase
B
Definitiefase
C
Ontwerpfase
D
Initiatieffase
Slide 44 - Quiz
De projectmanager moet vooral sturen op
Geld
Kwaliteit
Tijd
Organisatie
Informatie
Risico
Anders
Slide 45 - Sondage
Project wrap up
Wat is een project?
Wat is een projectdoel
Waarom gaan projecten mis?
Wat zijn projectfasen?
Wat is projectmanagement?
Slide 46 - Diapositive
Voorbereiding les 1 & 2 (zie Canvas)
Lezen stof voorbereiding les 1 en les 2 (zie Canvas)