4.2 regeling KB

Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
Ruggenmerg
1 / 35
suivant
Slide 1: Question de remorquage
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
Ruggenmerg

Slide 1 - Question de remorquage

bewegingszenuwcel
gevoelszenuwcel
schakelzenuwcel

Slide 2 - Question de remorquage

Hypofyse
Schildklier
Alvleesklier
Bijnieren
Eierstokken
Teelballen

Slide 3 - Question de remorquage

Een luipaard besluipt een gazelle die aan het drinken is bij een kleine waterplas. Wanneer de luipaard ongeveer tien meter van de gazelle af is, neemt hij een aanloop om de gazelle te bespringen. De gazelle ziet de luipaard op het allerlaatste moment en sprint weg.
De inwendige prikkel voor het sluipgedrag van de luipaard is

A
het zien van de gazelle
B
honger

Slide 4 - Quiz

De uitwendige prikkel voor de gazelle om weg te sprinten is
A
de werking van hormonen
B
het zien van de luipaard

Slide 5 - Quiz

In een dierentuin beginnen wolven vaak te janken als zij het geluid van een sirene horen. De oppassers zijn aan dit jankgedrag van de wolven gewend. Bezoekers van de dierentuin schrikken er soms van.
→ Staat er in deze tekst een prikkel voor de wolven? Zo ja, wat is die prikkel?

Slide 6 - Question ouverte

Is deel P in afbeelding 1 een uitloper?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Kunnen via deel Q in afbeelding 1 impulsen worden geleid?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Welke zenuwcellen geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar je zweetklieren?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
schakelcellen

Slide 9 - Quiz

Van welke zenuwcellen liggen de cellichamen buiten het centrale zenuwstelsel?
A
van bewegingszenuwcellen
B
van gevoelszenuwcellen
C
van schakelcellen

Slide 10 - Quiz

Welke zenuwcellen liggen in hun geheel in het centrale zenuwstelsel?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
schakelcellen

Slide 11 - Quiz

Welke zenuwcellen hebben één lange uitloper die impulsen naar het cellichaam toe geleidt?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
schakelcellen

Slide 12 - Quiz

Gorilla’s kunnen borstroffelen (afbeelding). Dat doen ze bijvoorbeeld als ze boos worden. Een gorillamannetje ligt te luieren, terwijl een gorillavrouwtje op zijn teen gaat staan. Het mannetje wordt boos en gaat borstroffelen. In de afbeelding is een spier getekend die betrokken is bij het borstroffelen, met een uitloper van een zenuwcel. Deze uitloper geleidt impulsen die de spiervezels doen samentrekken. →Van welk type zenuwcel is deze uitloper een deel? Leg je antwoord uit.

Slide 13 - Question ouverte

Lees de tekst ‘Zakkenroller betrapt dankzij beltoon’.
Zodra de telefoon bij de vrouw wordt weggenomen, worden zintuigcellen in de huid van de vrouw geprikkeld. Deze zintuigcellen geven via bepaalde zenuwcellen impulsen door aan het ruggenmerg.

Via welk type zenuwcellen worden de impulsen naar het ruggenmerg geleid?

A
via bewegingszenuwcellen
B
via gevoelszenuwcellen
C
via schakelcellen

Slide 14 - Quiz

Even later bereiken impulsen via het ruggenmerg de hersenen van de vrouw, waarna ze besluit haar gestolen telefoon te bellen.
Via welk type zenuwcellen worden de impulsen van het ruggenmerg naar haar hersenen geleid?

A
via bewegingszenuwcellen
B
via gevoelszenuwcellen
C
via schakelcellen

Slide 15 - Quiz

Zijn alleen in een gemengde zenuw de uitlopers omgeven door een isolerend laagje?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Bevatten bewegingszenuwen alleen uitlopers van
bewegingszenuwcellen?

A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

In de afbeelding zijn enkele borstwervels en een deel van het ruggenmerg met zenuwen schematisch getekend. Enkele delen zijn genummerd.
Kies het juiste woord.
A geeft de buikzijde of rugzijde aan?
A
buikzijde
B
rugzijde

Slide 18 - Quiz

Welk nummer geeft de witte stof aan van het ruggenmerg?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quiz

Van welke twee typen zenuwcellen bevinden zich uitlopers in deel 6?

Slide 20 - Question ouverte

Naar welke kant van het lichaam gaat deel 6?
Deel 6 gaat naar de linkerkant / rechterkant van het lichaam.

A
linkerkant
B
rechterkant

Slide 21 - Quiz

Met welk nummer is de plaats aangegeven waar cellichamen van gevoelszenuwcellen liggen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 22 - Quiz

Met welk nummer is een bewegingszenuw aangegeven?
A
1
B
3
C
5
D
6

Slide 23 - Quiz

In een verslag van een voetbalwedstrijd is te lezen hoe een voetballer met een prachtige zweefduik een doelpunt scoort. In een fractie van een seconde bepaalt hij de positie van de bal en zijn tegenstanders en kopt onmiddellijk. De bal komt precies op de bedoelde plaats terecht: tussen de doelpalen, langs de keeper en in het net.
In welk deel van het zenuwstelsel vinden de processen plaats waardoor de voetballer zijn tegenstanders herkent?

A
in de grijze stof van de grote hersenen
B
in de grijze stof van de kleine hersenen
C
in de witte stof van de grote hersenen
D
in de witte stof van de kleine hersenen

Slide 24 - Quiz

De bal komt in de goal terecht, zoals de voetballer bedoelde. Dat betekent dat het samentrekken en ontspannen van allerlei spieren van de voetballer op het juiste moment en in de juiste volgorde plaatsvonden.
Welk deel van het zenuwstelsel zorgt ervoor dat deze spieren zo nauwkeurig kunnen samenwerken?

A
de grote hersenen
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
het ruggenmerg

Slide 25 - Quiz

Lees de tekst ‘Zeventienjarige breekt naakt in’.
Blijkt uit de tekst dat alcohol invloed kan hebben op de grote hersenen? Leg je antwoord uit.

Slide 26 - Question ouverte

Blijkt uit de tekst dat alcohol invloed kan hebben op de kleine hersenen?

Slide 27 - Question ouverte

Alcohol heeft dus invloed op de werking van de hersenen.
→ Wat voor werking had de alcohol op de jongen in de tekst?

A
een stimulerende werking
B
een verdovende werking
C
geen werking

Slide 28 - Quiz

Iemand brandt zich aan een hete pan en trekt in een reflex zijn hand terug. In afbeelding 7 is de reflexboog schematisch getekend. R geeft een bepaald type zenuwcellen aan.

Kan deze terugtrekreflex nog optreden als in de grote hersenen de bewegingscentra zijn uitgeschakeld? Leg je antwoord uit.

Slide 29 - Question ouverte

Kies het juiste woord.

Als je een been snel optrekt doordat er een spijker door je schoenzool heen in je voet komt, wordt de beweging wel / niet door een reflex veroorzaakt.
A
wel
B
niet

Slide 30 - Quiz

Kies het juiste woord.

Als je een been optilt om de veter van je schoen vaster te maken, wordt de beweging wel / niet door een reflex veroorzaakt.
A
wel
B
niet

Slide 31 - Quiz

Hoe komt het dat hormonen alleen de werking van bepaalde organen beïnvloeden?

Slide 32 - Question ouverte

Bij welk orgaan ligt de hypofyse?

Slide 33 - Question ouverte

In de afbeelding is de ligging van enkele belangrijke hormoonklieren bij een vrouw getekend.

Hoe heet de hormoonklier die is aangegeven met de letter P

Slide 34 - Question ouverte

Hoe heet de hormoonklier die is aangegeven met de letter Q

Slide 35 - Question ouverte