6.3 Soorten en hun omgeving

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 6.3 Soorten en hun omgeving
Voorkennisvragen
1. Wat is de definitie van een populatie?
2. Welke 4 variabelen bepalen de grootte van een populatie?
3. Welke factoren kunnen invloed hebben op die variabelen?
4. Jan wil weten hoeveel goudvissen er in de lokale vijver zitten. Hij vangt er 32 en markeert ze met een groene stip. De dag erop vangt hij er 26, waarvan er 3 zijn gemarkeerd. Hoeveel goudvissen zitten er in de vijver?
5. De groene stip zorgt ervoor dat de goudvissen sneller worden opgegeten door een snoek. Is hierdoor de ware populatiegrootte groter, gelijk of kleiner dan de door Jan berekende populatiegrootte?
timer
4:00
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 6.3 Soorten en hun omgeving
Voorkennisvragen
1. Wat is de definitie van een populatie?
2. Welke 4 variabelen bepalen de grootte van een populatie?
3. Welke factoren kunnen invloed hebben op die variabelen?
4. Jan wil weten hoeveel goudvissen er in de lokale vijver zitten. Hij vangt er 32 en markeert ze met een groene stip. De dag erop vangt hij er 26, waarvan er 3 zijn gemarkeerd. Hoeveel goudvissen zitten er in de vijver?
5. De groene stip zorgt ervoor dat de goudvissen sneller worden opgegeten door een snoek. Is hierdoor de ware populatiegrootte groter, gelijk of kleiner dan de door Jan berekende populatiegrootte?
timer
4:00

Slide 1 - Diapositive

Doel 6.3
  • Je leert hoe de omgeving bepaalt welke soorten er kunnen leven
  • Je weet wat een optimumkromme is
  • Je wat een habitat en een niche is




Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Elke soort is anders
Wat is een habitat?
De leefomgeving van een plant of dier met de specifieke abiotische en biotische factoren
Wat is een niche?
De wijze waarop de soort de biotische en abiotische factoren in de habitat gebruikt en dus de invloed van de soort op de habitat





Slide 4 - Diapositive

Beschrijf zoveel mogelijk aspecten van de habitat van de ijsbeer

Slide 5 - Question ouverte

Beschrijf zoveel mogelijk aspecten van de niche van de ijsbeer

Slide 6 - Question ouverte

Optimumkromme
Voor elke abiotische factor kun je meten wat zijn invloed is op de overlevingskans van een bepaald organisme. Bijvoorbeeld temperatuur.

Slide 7 - Diapositive

Optimumkromme
Minumumwaarde - optimumwaarde - maximumwaarde

Slide 8 - Diapositive

Teken (of beschrijf) de optimumkromme voor buitentemperatuur voor een mens (met kleren aan)

Slide 9 - Question ouverte

Adaptatie
Evolutionaire processen zorgen ervoor dat soorten optimaal zijn aangepast aan de omgeving.

Mutaties -> genetische variatie -> natuurlijke selectie

Voorbeeld: 
Bomen verliezen bladeren in de winter -> geen vriesschade 

Slide 10 - Diapositive

Noem een adaptatie van een ijsbeer aan zijn omgeving

Slide 11 - Question ouverte

Doel 6.3
  • Je leert hoe de omgeving bepaalt welke soorten er kunnen leven
  • Je weet wat een optimumkromme is
  • Je wat een habitat en een niche is




Slide 12 - Diapositive

Begrippen 6.3
biotische factoren, abiotische factoren, habitat, standplaats, optimum, tolerantiegrenzen, niche

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive


Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Diapositive

HUISWERK
In de online methode.
Maak de opdrachten van
6.3: Leerroute B

Slide 17 - Diapositive

Veranderingen in populaties
Sterfte en migratie worden beïnvloed o.a. door intraspecifieke competitie (om ruimte/ eten)
Competitie omhoog:
overlevingskans omlaag/ sterftecijfer omhoog
emigratie omhoog/ immigratie omlaag
Competitie omlaag:
Overlevingskans omhoog/ sterftecijfer omlaag
emigratie omlaag/ immigratie omhoog





Slide 18 - Diapositive