Bs. 7 Ontstaan van soorten

4 voorwaarden voor soortvorming
1.  Er is variatie
2. De variatie is erfelijk
3. Groepen individuen raken reproductief van elkaar gescheiden (paren niet meer)
4. Er is (natuurlijke) selectie

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
Nask / BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

4 voorwaarden voor soortvorming
1.  Er is variatie
2. De variatie is erfelijk
3. Groepen individuen raken reproductief van elkaar gescheiden (paren niet meer)
4. Er is (natuurlijke) selectie

Slide 1 - Diapositive

Hoe wordt in de biologie een soort gedefinieerd?
Wanneer twee dieren met elkaar paren, en...
A
ze geen nakomelingen kunnen krijgen, zijn ze van dezelfde soort
B
ze alleen onvruchtbare nakomelingen kunnen krijgen, zijn ze van dezelfde soort
C
ze soms nakomelingen kunnen krijgen, zijn ze van dezelfde soort
D
ze vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen, zijn ze van dezelfde soort

Slide 2 - Quiz

Soortvorming is voltooid als ....
A
.. er meerdere rassen zijn ontstaan
B
.. de twee groepen niet meer op elkaar lijken
C
.. de twee groepen zich niet meer onderling kunnen voortplanten
D
.. kruising van de twee groepen onvruchtbare nakomelingen geeft

Slide 3 - Quiz

Twee typen soortvorming
Allopatrische en Sympatrische

Slide 4 - Diapositive

2 typen soortsvorming
  • Allopatrisch
ander (allos) (vader-)land of gebied (patris)

  • Sympatrisch
samen (sym) een (vader-)land (patris)

Slide 5 - Diapositive

Allopatrische soortvorming
Allopatrische soortvorming
  • geografische isolatie
  • verschil in selectiedruk in beide nieuwe omgevingen
  • selectie op verschillende eigenschappen
  • na verloop van tijd: populaties kunnen niet meer onderling voortplanten

Slide 6 - Diapositive

Termen
Wat denk je dat de termen geografische isolatie en reproductieve isolatie betekenen?

Slide 7 - Diapositive

BS7: Eiland theorie
De eiland theorie voorspelt de grootte van de biodiversiteit van geïsoleerde gebieden zoals eilanden, bergtoppen, meren en bossen.

Slide 8 - Diapositive

blz 61

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Eiland-theorie:
Welke conclusie kan je trekken uit de afbeelding?
A
Hoe meer soorten er al op een eiland aanwezig zijn, hoe groter de immigratie
B
Hoe meer extinctie er is op een eiland, hoe meer soorten er zullen zijn
C
De immigratie van nieuwe soorten en de extinctie van al aanwezige soorten zijn afhankelijk van de hoeveelheid soorten die er op het eiland zijn
D
Meer immigratie betekent meer extinctie

Slide 11 - Quiz

BINAS 93C
De snelheid waarmee soorten op een eiland uitsterven hangt af van de grootte van het eiland. Op kleinere eilanden zijn de populaties kleiner en gevoeliger voor uitsterven.

De snelheid waarmee soorten een eiland koloniseren hangt af van de grootte ( op grotere eilanden zijn er meer habitats en niches) van het eiland en van de afstand van het eiland (dichter bij is makkelijker bereikbaar).
Er zijn dynamische evenwichtspunten  Sds Scs Sdl en Scl die aangeven hoeveel soorten en op een eiland aanwezig kunnen zijn.

Slide 12 - Diapositive

Doen
Opdracht 93 t/m 97

Slide 13 - Diapositive

Sympatrische soortvorming
  • Soortvorming zonder geografische scheiding
  • Een andere oorzaak kan zijn verschillen in gedrag: organismen begrijpen / herkennen elkaar niet (meer). 





Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Seksuele selectie
De voorkeur van vrouwtjes voor bepaalde uiterlijke kenmerken heeft een grote invloed op de kans dat bepaalde 
eigenschappen (dus allelen) in de 
volgende generatie terugkomen.
Ook als deze eigenschappen de overlevings-
kans niet positief beïnvloeden.



Slide 16 - Diapositive

Noem nog een voorbeeld van seksuele selectie in het dierenrijk

Slide 17 - Question ouverte

Kunstmatige selectie
Mensen kiezen bij het kweken van planten en het fokken van dieren bewust bepaalde eigenschappen uit.
Domesticeren en klassieke veredeling.

Dit proces heet kunstmatige selectie.

Slide 18 - Diapositive

Polyploidie
n = aantal verschillende chromosomen
n = 3
2n = 6
4n = ?

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 98

Slide 20 - Diapositive

Doen
Opdracht 98 - 101

Slide 21 - Diapositive