6.7 Suikerhormonen en 6.8 Bijnierhormonen

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Diapositive

Doel
Je kent de rol van de lever in de koolhydraatstofwisseling


Slide 2 - Diapositive

Voorkennis. Welk koolhydraat heeft ons lichaam altijd nodig voor de stofwisseling?

Slide 3 - Question ouverte

Glucose & glycogeen
- De lever slaat te veel glucose op in de vorm van glycogeen (alleen levercellen en spiercellen kunnen dit).
- Is er te weinig glucose in het bloed, dan wordt glycogeen weer omgezet in glucose en afgegeven aan bloed.

Slide 4 - Diapositive

Je lever kan glucose assimileren tot glycogeen. Dit gebeurt verder alleen in spiercellen. Waarom zullen juist spiercellen glycogeen opslaan?

Slide 5 - Question ouverte

Hoe regel je het glucosegehalte van je bloed?
  • Je lichaam heeft glucose nodig. Glucose is ‘brandstof’ voor je lichaam. Het geeft je energie om te bewegen, warm te blijven en voor alle processen die in je lichaam plaatsvinden.

  • Je lichaam regelt de hoeveelheid glucose in je bloed met twee hormonen: insuline en glucagon
  • Deze hormonen worden geproduceerd in de alvleesklier.

Slide 6 - Diapositive

Bloedsuikerspiegel = concentratie glucose in bloed

Wanneer is je bloedsuikerspiegel hoog?

Slide 7 - Diapositive

Waarom is glucose eigenlijk zo belangrijk?

Slide 8 - Question ouverte

Wat zijn gevolgen van een te lage bloedsuikerspiegel? (T1)

Slide 9 - Question ouverte

Wat zijn de gevolgen van een te hoge bloedsuikerspiegel? (T2)

Slide 10 - Question ouverte

Regeling van bloedsuikerspiegel
Glucose wordt omgezet tot glycogeen door insuline
Glycogeen wordt omgezet tot glucose door glucagon





Insuline en glucagon worden aangemaakt in de alvleesklier

Slide 11 - Diapositive

Je bloedsuikerspiegel is erg hoog, welk hormoon wordt afgegeven?
A
Insuline
B
Glucose
C
Glycogeen
D
Glucagon

Slide 12 - Quiz

Insuline
Twee taken

1. omzetten glucose in glycogeen
2. zorgt ervoor dat celmembraan glucose doorlaat 

Slide 13 - Diapositive

Regeling van de hoeveelheid glucose in het bloed

Slide 14 - Diapositive

Alvleesklier
Glucose
Glycogeen
Insuline
Glucagon
Bloedsuikerpsiegel gaat omlaag
Bloedsuikerpsiegel gaat omhoog
Lever

Slide 15 - Question de remorquage

Is er bij de glucose-homeostase sprake van positieve of negatieve terugkoppeling?
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling
C
Beiden

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Er zijn twee soorten diabetes

  • Bij diabetes type 1 zijn de alvleeskliercellen die insuline maken beschadigd. Hierdoor maakt de alvleesklier onvoldoende insuline.



  • Bij diabetes type 2 zijn de lichaamscellen ongevoelig geworden voor insuline. Hierdoor werkt het hormoon niet goed meer. Diabetes type 2 komt veel voor bij mensen met overgewicht, die weinig bewegen.

Slide 18 - Diapositive

Zijn diabetes type I en type II te genezen? Zo ja, hoe dan?

Slide 19 - Question ouverte

Langdurige gevolgen
diabetes
Bij langdurige diabetes zonder diagnose kan uiteindelijk een amputatie van een voet/been nodig zijn. Diabetes zorgt voor nauwere bloedvaten. Door de slechtere doorbloeding genezen wondjes bijzonder slecht wat kan leiden tot ernstige infecties. 

Slide 20 - Diapositive

Adrenaline
Bij woede, angst of schik moet je extra gefocust zijn. Leg uit hoe adrenaline daaraan bijdraagt. 

Ik kan


  • de functie en werking van de bijnierhormonen uitleggen
  • uitleggen wat adrenaline te maken heeft met het orthosympatische zenuwstelsel


Slide 21 - Diapositive

de bijnieren = hormoonklier
  • Liggen als een mutsje op de nieren, maar hebben niets met de nieren te maken.

  • Bijniermerg (binnenkant) - productie adrenaline 

  • Bijnierschors (buitenkant) - productie corticosteroïden, waarvan cortisol de bekendste is



Slide 22 - Diapositive

bijnierschorshormonen
Bijnierschors maakt corticosteroïden, dit zijn
vetachtige hormonen (steroïden), net als testosteron

Wordt aangestuurd door ACTH uit de hypofyse
----------------------------------------------------------
Bijniermerg maakt adrenaline

Wordt aangestuurd door het zenuwstelsel



Slide 23 - Diapositive

Welk hormoon zal sneller in werking gaan? Leg uit waarom.

Slide 24 - Question ouverte

adrenaline
Productie in bijniermerg

'Vecht of vlucht' hormoon (voorbereiden op actie, voor noodgevallen)

Snelst werkende hormoon (snel gemaakt en snel afgebroken)


Slide 25 - Diapositive

adrenaline
  1. Zet glycogeen om in glucose (direct brandstof)
  2. Hartslag sneller en krachtiger, bloeddruk stijgt
  3. Bloedvaten wijder in de spieren, en nauwer op plekken waar minder bloed nodig is (wit van schrik worden)


Slide 26 - Diapositive

Door welk zenuwstelsel zal de afgifte van adrenaline worden geregeld?
A
Animaal zenuwstelsel
B
Orthosympatisch zenuwstelsel
C
Parasympatisch zenuwstelsel
D
Perifeer zenuwstelsel

Slide 27 - Quiz

Het verlagen van de bloeddruk. Hoort dit bij het (ortho)sympatische of parasympathische zenuwstelsel?
A
(ortho)sympatische zenuwstelsel
B
parasympatische zenuwstelsel

Slide 28 - Quiz

Adrenaline zet glycogeen om in glucose. Welk ander hormoon ken je die dit ook doet?
A
cortisol
B
insuline
C
glycogeen
D
glucagon

Slide 29 - Quiz

bijnierschorshormonen
Bijnierschors maakt corticosteroïden, cortisol is de bekendste

- lijkt qua werking op adrenaline, maar dan veel trager
- bij lichamelijke stress (koorts/ ernstige wonden)
- stimuleert stofwisseling, verhoogt de weerstand
- bij langdurige stress verlaagt het juist de weerstand (mensen die te lang stress hebben worden sneller ziek)

Slide 30 - Diapositive

Kat en hond
Een kat ligt rustig in de zon. Plotseling ziet ze een hond, komt overeind, zet een dikke staart op en kromt haar rug. De hond reageert hierop door te blaffen en zijn tanden te laten zien. Het gehalte aan adrenaline in het bloed van beide dieren zal door deze gebeurtenissen veranderen. Bij de hond en de kat wordt de afgifte van adrenaline op overeenkomstige wijze geregeld als bij de mens.

In welk bloedvat zal de adrenalineconcentratie het eerst veranderen?
PS: slagaders lopen naar een orgaan, aders lopen vanuit het orgaan weg
A
in de bijnierader
B
in de bijnierslagader
C
in de nierslagader
D
in de nierader

Slide 31 - Quiz

Kat en hond
Een kat ligt rustig in de zon. Plotseling ziet ze een hond, komt overeind, zet een dikke staart op en kromt haar rug. De hond reageert hierop door te blaffen en zijn tanden te laten zien. Het gehalte aan adrenaline in het bloed van beide dieren zal door deze gebeurtenissen veranderen. Bij de hond en de kat wordt de afgifte van adrenaline op overeenkomstige wijze geregeld als bij de mens.
Daalt of stijgt het adrenalinegehalte in het bloed van de kat in bovenbeschreven situatie? Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Question ouverte

Je ziet kapitein Haddock uit de strip Kuifje.
In tekening 2 van de afbeelding wordt woede weergegeven en in tekening 3 angst. In het vervolg van het stripverhaal gaat kapitein Haddock tot snelle actie over. Als gevolg daarvan veranderen de concentraties van twee stoffen in zijn lichaam: adrenaline in het bloed en glycogeen in de spieren.
Neemt tijdens de snelle actie van kapitein Haddock de concentratie adrenaline in het bloed toe? En de concentratie glycogeen in de spieren?
A
Geen van beide
B
Alleen adrenaline in het bloed
C
Alleen glycogeen in de spieren
D
Zowel adrenaline in het bloed als glycogeen in de spieren

Slide 33 - Quiz

Huiswerk
Opdrachten 6.7 en 6.8

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Lien