Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Oefentoets
5H P2 Verhoudingsvraagstuk
Slide 1 - Diapositive
Lees de tekst
denk na over welk beleidsinstrument een socialist zou willen inzetten
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Noem het beleidsinstrument en een kenmerk van de stroming socialisme
Slide 4 - Question ouverte
Noem een ontwikkeling die ervoor zorgt dat steeds meer vaste banen verdwijnen. Leg ook uit waarom deze niet meer terugkomen.
Slide 5 - Question ouverte
Hoeveel procent van de mensen die in 1989 ouders hadden met een langdurig laag inkomen hadden in 2013 zelf géén laag inkomen? Wat zegt dit over de mate van sociale mobiliteit in Nederland? Gebruik in je uitleg een omschrijving van het begrip sociale mobiliteit.
Slide 6 - Question ouverte
Stel een hypothese op die te controleren is met de gegevens uit tabel 2. Geef aan wat in deze hypothese de afhankelijke en de onafhankelijke variabele is.
Slide 7 - Question ouverte
Leg uit waarom mensen die Zwarte Piet willen veranderen een sinterklaasfeest met Zwarte Piet zien als een voorbeeld van sociale ongelijkheid. Gebruik het kernconcept sociale ongelijkheid in je antwoord.
Slide 8 - Question ouverte
Lees de tekst
En denk na over de gevolgen van het conflict voor sociale cohesie op macroniveau
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Leg aan de hand van bovenstaande bron uit wat de gevolgen van dit conflict zijn voor de sociale cohesie op macroniveau. Gebruik in je antwoord: de omschrijving van het kernconcept sociale cohesie en een voorbeeld uit de bron.
Slide 11 - Question ouverte
Leg uit welke gevolgen je verwacht voor de sociale cohesie op mesoniveau.
Slide 12 - Question ouverte
Leg uit dat het cultureel kapitaal van Stefan hem in dit voorbeeld kan helpen in zijn carrière. Maak in je antwoord gebruik van: een uitleg van het begrip cultureel kapitaal en een voorbeeld uit de bron
Slide 13 - Question ouverte
Een gebrek aan cultureel kapitaal heeft ook invloed op iemands onderwijskansen. Leg uit wat dit te maken heeft met iemands referentiekader. Gebruik in je antwoord: een uitleg van het begrip referentiekader en een zelfbedacht voorbeeld