Dag 9

• NT2
• ISK

Woorden

Thema 11: Vrije tijd

de vrije tijd

• de tijd dat je niet op school of op je werk bent
• zin: In mijn vrije tijd maak ik vaak muziek.
• zin: Zij bakt graag taarten in haar vrije tijd.  

50

In mijn vrije tijd
kan ik ...........

48

1. naar school.
2. uitslapen.
3. sporten.
4. leren.

Leven dieren in de dierentuin in het wild?

1. Ja
2. Nee

___________ is het vakantie? Over 6 weken!

1. Waar
2. Wanneer
3. Waarom

... museum

1. de
2. het

de wedstrijd

• strijd tussen mensen of groepen
• sport
• zin: De wedstrijd begint om 14.30 uur. 
• zin: Ajax speelde een slechte wedstrijd.

52

Ik doe met mijn buurman
een ................. wie het eerst klaar is.

52

1. kleren
2. wedstrijd
3. kwart
4. leraar

welk(e)

• deze of die?
• vraagwoord
• zin: Welk boek lees jij?
• zin: Op welke school zit jij?
• zin: Welke telefoon is van jou?
• zin: In welke klas zit jij?

53

Maak een vraag met:
welk(e)

53

willen (ww)

• graag doen of hebben
• werkwoord: ik wil - wij willen 
  verleden tijd: wilde / wilden
• zin: Mijn zoon wil een fiets voor zijn verjaardag.
• zin: De leerlingen willen naar huis.

54

Maak een goede zin:
Gebruik het werkwoord: willen

54

Wat is goed?
A - Ik moet een verslag maken.
B - Ik maken een verslag.
C - Jij maak een verslag.

1. A - B - C
2. A - B
3. B - C
4. B

Ik vind de woorden van deze week:

😒🙁😐🙂😃