Grammatica quiz
1 / 14
La durée de la leçon est: 40 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Om het lijdend voorwerp te vinden stel je de vraag:
Wie (soms Wat) + gez + ow?
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 4 - Quiz
Het gezegde bestaat altijd uit meerdere werkwoorden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Er staat altijd een bijwoordelijke bepaling in de zin.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
DE DOCENT gaf mij een schouderklopje.
Slide 8 - Question ouverte
Hij zag haar gisteren OP DE HOEK VAN DE STRAAT.
Slide 9 - Question ouverte
De arts HEEFT een ontsteking ONTDEKT.
Slide 10 - Question ouverte
De ouders kwamen DE TEVREDEN SPEELSTERS ophalen.
Slide 11 - Question ouverte
De dierenarts moest gisteren HEEL VROEG een hondje redden.
Slide 12 - Question ouverte
Annemieke geeft DE KOEIEN elke ochtend vers gras.
Slide 13 - Question ouverte
Deze zomer lig ik AAN EEN MOOIE RIVIER af te koelen.
