Havo 1: grammatica herhaling 1 t/m 6 (zinsdelen)

Welkom allemaal!
Nederlands
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom allemaal!
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive


Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Mira is heel hard op haar knie gevallen.
A
Mira
B
is
C
is gevallen
D
gevallen

Slide 13 - Quiz


Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Jean kreeg vorig jaar een nieuw bureau voor zijn verjaardag.
A
Jean
B
kreeg
C
bureau
D
verjaardag

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Verdeel deze zin in zinsdelen. Zet streepjes tussen de zinsdelen.

Marianne ziet vandaag dat lieve hondje.

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive


Wat is het onderwerp in deze zin?

Paula en haar kleine broertje zeggen helemaal niks.
A
Paula
B
zeggen
C
zeggen niks
D
Paula en haar kleine broertje

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive


Waar bestaat een werkwoordelijk gezegde uit?

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive



Met welke vraag vinden we het lijdend voorwerp?


A
Maak de zin vragend
B
Wie/wat + persoonsvorm?
C
Wie/wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden?
D
Lijdend voorwerp staat nooit in de zin.

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive


Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

Aan mijn broertje geef ik een dikke knuffel.
A
Aan mijn broertje
B
geef
C
ik
D
een dikke knuffel

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive


Hoe vinden we een bijwoordelijke bepaling?

Slide 29 - Question ouverte


Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin?

Mijn moeder gaf mij gisteren een schouderklopje.
A
Mijn moeder
B
gaf
C
gisteren
D
een schouderklopje

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive