Oefeningen: Scheiding der machten en democratie
1 / 33
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Er zijn 3 machten in België
A
juist
B
fout
Slide 3 - Quiz
Welk is de 4de macht?
A
De leraren
B
de media
C
je ouders
D
de goede doelen
Slide 4 - Quiz
Waarom is de media onze 4de macht?
A
Zij verzinnen leugentjes.
B
Zij bepalen wat de mensen te zien/horen krijgen.
C
Zij zien er altijd goed uit.
D
Zij onderzoeken belangrijke zaken.
Slide 5 - Quiz
Wat is de taak van de wetgevende macht?
A
Wetten maken
B
wetten uitvoeren
C
rechtbank voorzitten
D
straffen uitspreken
Slide 6 - Quiz
Wat is de taak van de uitvoerende macht?
A
Wetten maken
B
Zorgen dat er wetten kunnen uitgevoerd worden.
C
De rechtbank voorzitten
D
Straffen uitspreken
Slide 7 - Quiz
Wat is de taak van de rechterlijke macht?
A
De rechtbank voorzitten
B
recht spreken
C
mensen zelf straffen
D
straffen uitspreken
Slide 8 - Quiz
Wie zit er in de wetgevende macht?
A
volks-vertegenwoordigers
B
parlement
C
regering
D
ministers
Slide 9 - Quiz
Wie zit er in de uitvoerende macht?
A
rechters
B
ministers
C
staatssecretarissen
D
regering
Slide 10 - Quiz
Wie zit er in de rechterlijke macht?
A
parlement
B
regering
C
rechters
D
ministers
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Democratie betekent letterlijk:
A
Iemand heerst
B
Jij heerst
C
Het volk heerst
D
niemand heerst
Slide 13 - Quiz
In een democratie hebben de burgers inspraak
A
juist
B
fout
Slide 14 - Quiz
Politiekers worden gekozen door het volk om hun te vertegenwoordigen.
A
juist
B
fout
Slide 15 - Quiz
Hoe worden de politiekers gekozen?
A
Er worden namen getrokken.
B
Er wordt een nummer getrokken.
C
Door verkiezingen.
D
Politiekers doen blad-steen-schaar.
Slide 16 - Quiz
Wat MOET er aanwezig zijn bij een democratie?
A
initiatief en spreken
B
stemrecht en gelijkheid
C
Politiekers werken samen met rechters om straffen uit te spreken.
D
alleenheerschappij
Slide 17 - Quiz
Mag 1 familie alle macht hebben?
A
ja
B
neen
Slide 18 - Quiz
Heeft iedereen dezelfde rechten binnen een democratisch proces?
A
ja
B
nee
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Diapositive
In een dictatuur...
heeft iedereen recht op een vrije meningsuiting.
heeft iedereen recht op een vrije meningsuiting.
A
Juist
B
Fout
Slide 21 - Quiz
In een dictatuur...
is er geen grondwet die geldt.
is er geen grondwet die geldt.
A
Juist
B
Fout
Slide 22 - Quiz
In een dictatuur...
is er 1 persoon die alles beslist.
is er 1 persoon die alles beslist.
A
Juist
B
Fout
Slide 23 - Quiz
In een dictatuur...
zijn er mensen die het volk vertegenwoordigen.
zijn er mensen die het volk vertegenwoordigen.
A
Juist
B
Fout
Slide 24 - Quiz
In een dictatuur...
zijn er eerlijke verkiezingen.
zijn er eerlijke verkiezingen.
A
Juist
B
Fout
Slide 25 - Quiz
In een dictatuur...
heeft iedereen dezelfde rechten.
heeft iedereen dezelfde rechten.
A
Juist
B
Fout
Slide 26 - Quiz
In een dictatuur...
heeft iedereen dezelfde plichten.
heeft iedereen dezelfde plichten.
A
Juist
B
Fout
Slide 27 - Quiz
In een dictatuur...
wordt er rekening gehouden met de burgers.
wordt er rekening gehouden met de burgers.
A
Juist
B
Fout
Slide 28 - Quiz
In een dictatuur...
is er 1 iemand aan de macht en die persoon heet 'de dicteerder'
is er 1 iemand aan de macht en die persoon heet 'de dicteerder'
A
Juist
B
Fout
Slide 29 - Quiz
In een dictatuur...
is er 1 persoon aan de macht en die heet 'de dictator'.
is er 1 persoon aan de macht en die heet 'de dictator'.
A
Juist
B
Fout
Slide 30 - Quiz
In een dictatuur...
beslist de dictator wat er in het nieuws komt.
beslist de dictator wat er in het nieuws komt.
A
Juist
B
Fout
Slide 31 - Quiz
Kim Jong Un is GEEN dictator.
A
Juist
B
Fout
Slide 32 - Quiz
Adolf Hitler was GEEN dictator.
A
Juist
B
Fout
