Hoofdstuk 3 - Parlementaire democratie

Politiek
Basis: Hoofdstuk 3
Parlementaire democratie

Kader: hoofdstuk 2
Rechtsstaat, democratie en dictatuur

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Politiek
Basis: Hoofdstuk 3
Parlementaire democratie

Kader: hoofdstuk 2
Rechtsstaat, democratie en dictatuur

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
- Ik kan uitleggen waarom Nederland een parlementaire democratie is
- Ik kan de zes belangrijkste kenmerken van een parlementaire democratie benoemen en uitleggen
- Ik kan uitleggen hoe het gebruik van referenda ervoor zorgt dat er een directe democratie ontstaat
- Ik kan met behulp van een voorbeeld uitleggen hoe een directe democratie werkt


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Kenmerken
Kiesrecht
1.  Mag iedere Nederlander van 18 jaar en ouder stemmen (actief kiesrecht) en zichzelf verkiesbaar stellen (passief kiesrecht).


Slide 4 - Diapositive

Kenmerken
2. Er zijn vrije en geheime verkiezingen:

Je bent vrij om te stemmen op wie je wilt en dit doe je in het geheim



Slide 5 - Diapositive

Kenmerken
3. Iedereen heeft grondrechten:

Slide 6 - Diapositive

Kenmerken
4. De meerderheid beslist. 
Er wordt wel rekening gehouden met de minderheid.

Slide 7 - Diapositive

Kenmerken
5. Iedereen is gelijk voor de wet: artikel 1 van de grondwet

Slide 8 - Diapositive

Kenmerken
6. De politieke macht ligt bij het gekozen parlement en niet bij de regering.

Slide 9 - Diapositive

Wat bedoelen we met directe democratie?
Over elke beslissing wordt het volk geraadpleegd.
We noemen dit een referendum.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Maken
Basis: hoofdstuk 3
Kader: uitleg en H2 afmaken

Slide 12 - Diapositive

Leerdoelen
- Ik kan aan de hand van de trias politica uitleggen hoe de macht verdeeld is in Nederland
- Ik kan elke macht van de trias politica benoemen, uitleggen en een voorbeeld hiervan geven
- Ik kan aan de hand van drie redenen uitleggen waarom in de praktijk ministers meer macht hebben dan het parlement



Slide 13 - Diapositive

Kenmerken parlementaire democratie
  1. Er zijn vrije en geheime verkiezingen en er is algemeen kiesrecht
  2. De politieke macht ligt, namens de burgers, bij hij het parlement (Eerste en Tweede Kamer) 
  3. Elk besluit wordt genomen met een meerderheid van de stemmen
  4. Er is een grondwet
  5. Er is sprake van 'scheiding der machten" ofwel een Trias politica



Slide 14 - Diapositive

Trias Politica

Slide 15 - Diapositive

Trias Politica
(Driemachtenleer)











Slide 16 - Diapositive

Scheiding van de politieke macht in 3 onderdelen

Rechterlijke: beoordeelt of wetten goed worden nageleefd en doet uitspraak in conflicten
Wetgevende: stelt wetten vast waar iedereen zich aan moet houden
Uitvoerende: zorgt ervoor dat de goedgekeurde wetten worden uitgevoerd

Slide 17 - Diapositive

Wetgevende:
Regering en parlement gaan over de wetgeving in Nederland.

Regering = koning + ministers
Parlement = Eerste en Tweede Kamer

Minister komt met wetsvoorstel, parlement besluit of het goedgekeurd wordt!!

Slide 18 - Diapositive

Uitvoerende:
Ministers zorgen ervoor dat de wetten goed worden uitgevoerd.

Geven opdrachten en richtlijnen aan ambtenaren of gemeentes!

Slide 19 - Diapositive

Rechterlijke macht:
De rechters..... Kijken of iemand de wet heeft overtreden

Onafhankelijk...
Overheid moet zich zelfs houden aan wat de rechter zegt!

Slide 20 - Diapositive

In de praktijk...
parlement zou meeste macht hebben omdat:..............??



Ministers hebben uiteindelijk de meeste macht! 
Zij hebben namelijk wetgevende EN uitvoerende macht!!

Slide 21 - Diapositive

Scheve machtsverhoudingen
Volgens de Trias Politica zou de wetgevende macht in Nederland dus bij het parlement liggen. In Nederland hebben ministers, naast uitvoerende macht,  ook wetgevende macht. Hierdoor hebben ministers in praktijk meer macht dan het parlement. 

De minister is uiteindelijk verantwoordelijk hoe beleid en wetten worden uitgevoerd. 

Slide 22 - Diapositive

De Eerste en Tweede kamer.
A
Wetgevende macht.
B
Uitvoerende macht.
C
Rechtsprekende macht.

Slide 23 - Quiz

Minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid.
A
Wetgevende macht.
B
Uitvoerende macht.
C
Rechtsprekende macht.

Slide 24 - Quiz

Rechter beslist over de uitspraak van Geert Wilders.
A
Wetgevende macht.
B
Uitvoerende macht.
C
Rechtsprekende macht.

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Vidéo