Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Grammatik
het zelfstandig naamwoord
(alle woorden met de/het)
Slide 1 - Diapositive
Der / die / das -woorden
(zelfstandig naamwoorden)
Alle zelfstandig naamwoorden worden in het Duits met een hoofdlettergeschreven.
Wanneer gebruik je nou der? Wanneer gebruik je nou die? En wanneer gebruik je nou das? M.a.w. : Hoe weet je nou of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is??????????
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
der - die - das
Slide 4 - Diapositive
Wanneer gebruiken we der?
Dus wanneer is een zelfstandig naamwoord mannelijk?
Slide 5 - Diapositive
Mannelijke personen en dieren.
Beispiele: der Junge, der Lehrer, der Polizist, der Stier, der Hengst, der Löwe, der Arzt
Slide 6 - Diapositive
Wanneer gebruiken we die?
Dus wanneer is een zelfstandig naamwoord vrouwelijk?
Slide 7 - Diapositive
Vrouwelijke mensen en dieren
Beispiele: Die Frau, die Lehrerin, die Polizistin, die Kuh, die Katze
Slide 8 - Diapositive
De meeste dingen die eindigen op –e
Beispiele: die Schule, die Klasse, die Pause, die Stunde, die Straße, die Tasche, die Küche, die Garage, die Telefonnummer, die Email-Adresse.
Slide 9 - Diapositive
Woorden die eindigen op -heit, -keit, -schaft, -ung
Beispiele: die Freiheit, die Einheit, die Tapferkeit, die Möglichkeit,
die Mannschaft, die Freundschaft, die Umgebung, die Zeitung
Slide 10 - Diapositive
Alle meervouden
Mannelijk, vrouwelijk, onzijdig meervoud = die
der Opa - die Opas
die Schule - die Schulen
das Jahr - die Jahre
Slide 11 - Diapositive
Wanneer gebruiken we das?
Dus wanneer is een zelfstandig naamwoord onzijdig?
Slide 12 - Diapositive
Veel NL het-woorden zijn das-woorden
Beispiele: het kind = das Kind, het meisje = das Mädchen,