Spreekwoorden

Spreekwoorden
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Spreekwoorden

Slide 1 - Diapositive

Spreekwoorden
Een spreekwoord is figuurlijk taalgebruik  
Je bedoelt de woorden niet letterlijk 
Zoals: 
'zo gek als een deur'

Slide 2 - Diapositive

Welk(e) spreekwoord(en) ken je?

Slide 3 - Question ouverte

Spreekwoorden
Spreekwoorden staan altijd in de tegenwoordige tijd
Er zit altijd een wijze les in: 
'samen uit, samen thuis'

Slide 4 - Diapositive

Wat betekent het spreekwoord?

Slide 5 - Diapositive

De appel valt niet heel ver van de boom.
A
Appels zijn gezond
B
Hij lijkt heel erg op zijn vader
C
Fruit is vies
D
Als je valt, doet het pijn

Slide 6 - Quiz

Ik heb een vinger in de pap.
A
Je moet altijd goed roeren
B
Ontbijten is goed voor je
C
Je moet met mes en vork eten
D
Je mag er veel over meepraten

Slide 7 - Quiz

Hij lacht als een boer met kiespijn.
A
Hij lacht, maar vindt het niet echt grappig
B
Boeren lachen vaak
C
Je krijgt pijn van het lachen
D
Boeren lachen vaak bij de tandarts

Slide 8 - Quiz

Van blauw bloed zijn.
A
Je hebt vaak een bloedneus
B
Een korstje wat heel vaak weer open gaat.
C
Je bent van adel
D
Je bent belangrijk

Slide 9 - Quiz

Zo gek als een deur.
A
De deur staat altijd open
B
Je doet heel raar

Slide 10 - Quiz

Groene vingers hebben
A
Het is heel druk
B
Iemand die schildert
C
Je peutert vaak in je neus
D
Je laat planten goed groeien

Slide 11 - Quiz

Een ezel stoot zichzelf niet twee keer aan dezelfde steen.
A
Ezels zijn dom
B
Je maakt dezelfde fout niet nog een keer
C
Elke steen is anders
D
Stenen zijn zooooo mooi. Je moet ze goed bewaren

Slide 12 - Quiz