4BK - Grammatica zinsontleding

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Zinsontleding

Grammatica module 2

Stappenplan zinsontleding

Zinnen ontleed je altijd in een bepaalde volgorde.

Zo'n volgorde noemen we ook wel een "stappenplan".

Wat weet je nog?

Welke zinsdelen ken je nog?

Hoe verdeel je ook alweer een zin in zinsdelen?

Persoonsvorm (PV)

De persoonsvorm is een werkwoord in de zin.

Je vindt de PV door van de zin een vraagzin te maken 

(ja/nee-vraag).

Voorbeeld

Aan het begin van het schooljaar hebben wij onze eerste tentamenweek gehad.

Werkwoordelijk Gezegde (WWG)

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit ALLE werkwoorden in een zin.
Dus OOK de persoonsvorm!

Voorbeeld

Aan het begin van het schooljaar | hebben | wij | onze eerste tentamenweek | gehad.

Onderwerp (Ond)

Het onderwerp geeft aan wie of wat iets doet in de zin.

Ond= wie/wat + PV + overige werkwoorden ?

Voorbeeld

Aan het begin van het schooljaar | hebben | wij | onze eerste tentamenweek | gehad.

Lijdend Voorwerp (LV)

LV=wie/wat + Ond + WWG ?

Een zin met een ng heeft geen LV.

Een LV begint NOOIT met een voorzetsel.

Voorbeeld

Aan het begin van het schooljaar | hebben | wij | onze eerste tentamenweek | gehad.

Meewerkend Voorwerp (MV)

MV= aan/voor wie + Ond + WWG + LV ?

Soms staat er geen aan/voor, dan moet je het zelf kunnen toevoegen.

Voorbeeld

Aan het begin van het schooljaar | hebben | wij | onze eerste tentamenweek | gehad.

= géén MV

Bijwoordelijke Bepaling (BwB)

Alles wat overblijft/niet benoemd is.

Geeft antwoord op vragen als waar? Waarheen? Waarover? Waarom? Waardoor? Wanneer?

Ook wel  'Het 'vuilnisbakje' van de zin'  genoemd!

Voorbeeld

Aan het begin van het schooljaar | hebben | wij | onze eerste tentamenweek | gehad.

Aan het begin van het schooljaar = bwb.

Wat is nu dus het stappenplan om zinsdelen te benoemen?