4.4 Het zenuwstelsel

4.4 het zenuwstelsel
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

4.4 het zenuwstelsel

Slide 1 - Diapositive

4.4 leerdoelen
Ik kan
  • uitleggen hoe het zenuwstel qua bouw en functie is ingedeeld.
  • voorbeelden noemen en herkennen van de verschillende stelsels.
  • verschillende zenuwen noemen en herkennen.

Slide 2 - Diapositive

4.4 succescriteria

  • je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: centrale zenuwstelsel, perifere zenuwstelsel, autonome en animale zenuwstelsel, orthosympatisch en parasympatisch.

  • je kunt de de leerdoelen in begrijpelijke taal aan een ander uitleggen.
  • je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken.

Slide 3 - Diapositive

Indeling op anatomie
Lees 4.4

leesvraag:
welke onderdelen worden bij het centraal- en welke bij het perifeer zenuwstelsel ingedeeld?


Slide 4 - Diapositive

antwoord op de leesvraag

Slide 5 - Question ouverte

Welke 3 verschillende zenuwcellen zijn er ook al weer?

Slide 6 - Question ouverte

Doen
Lees 4.4.1

lees/kijkvraag:
hoe kun je op uiterlijk motorische, sensorische en schakelcellen onderscheiden?

Slide 7 - Diapositive

antwoord op de lees/kijkvraag

Slide 8 - Question ouverte

Is een zenuw hetzelfde als een zenuwcel? Leg uit waarom wel/niet.

Slide 9 - Question ouverte

Zenuwen maken deel uit van welk deel van het zenuwstelsel (anatomisch)?

Slide 10 - Question ouverte

Iemand raakt met een arm een heet voorwerp aan en schreeuwt: "Au!".
Via welke typen neuronen zijn dan impulsen geleid?

Slide 11 - Question ouverte

indeling op functie
animaal 
- veelal bewust

autonoom (vegetatief)
- veelal onbewust
- orthosympatisch en parasympatisch
- doelwitorganen zijn hetzelfde

Slide 12 - Diapositive

BINAS 88L

Slide 13 - Diapositive

Iemand schrijft een brief.
Maxima zegt dat het animale zenuwstelsel actief is.
Amalia zegt dat het autonome zenuwstelsel actief is.
Alexia zegt dat ze beiden actief zijn.
Ariane is nog te jong en zegt niets.
Wie heeft er gelijk?

Slide 14 - Question ouverte

Noteer de juiste woorden.
Je gaat een sportwedstrijd spelen. Kort voor de wedstrijd biedt iemand je een patatje aan. Als je verstandig bent, dan zeg je nee, omdat het orthosympatisch / parasympatisch zenuwstelsel de vertering van de patat vertraagt / versnelt.

Slide 15 - Question ouverte

Noteer het juiste woord.
Tijdens de wedstrijd klopt je hart sneller en adem je dieper, omdat het orthosympatisch / parasympatisch zenuwstelsel je lichaam actief houdt.

Slide 16 - Question ouverte

Noteer het juiste woord.
Direct na de wedstrijd is je orthosympatisch / parasympatisch zenuwstelsel nog actief

Slide 17 - Question ouverte

Noteer de juiste woorden.
Topsporters moeten voor de dopingcontrole vaak urine inleveren, direct na de wedstrijd. Dat kost wel / geen moeite, omdat het orthosympatisch / parasympatisch zenuwstelsel het plassen remt / bevordert.

Slide 18 - Question ouverte

Noteer het juiste woord.
Na de wedstrijd ga je lekker douchen en je kruipt op de bank, je valt bijna in slaap. Dit komt doordat het orthosympatisch / parasympatisch zenuwstelsel grote invloed heeft.

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Wat is het goede antwoord op de vorige vraag? (I-vraag)

Slide 21 - Question ouverte

Heb je behoefte aan een contactmoment met de docent?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

aan de slag
  • Maak de basiskennisvragen 1 t/m 4 van 4.4
  • Maak de toetsvragen 1 & 6 van 4.4
  • Maak een begrippenlijst of samenvatting van 4.4


Lever foto's van je gemaakte huiswerk in op de volgende slide

Slide 23 - Diapositive

Lever hier een foto in van het huiswerk.
Basiskennisvragen 1 t/m 4 van 4.4
Toetsvragen 1 & 6 van 4.4
Begrippenlijst/samenvatting van 4.4

Slide 24 - Question ouverte