Grammatica blok 1-5
1 / 20
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Welke zinsdelen zijn er?
Slide 3 - Question ouverte
Welke woordsoorten zijn er?
Slide 4 - Question ouverte
[Ik loop naar school.]
Hoofdzin
Bijzin
Slide 5 - Sondage
Ik loop naar school, [want de bus is kapot.]
Hoofdzin
Bijzin
Slide 6 - Sondage
Ik loop naar school, [omdat mijn fietsband lek is.]
Hoofdzin
Bijzin
Slide 7 - Sondage
Meneer Timmerman, [fan van kruidnootjes], heeft bij de hema al sinterklaassnoep gekocht.
A
Onderwerp
B
Bijstelling
Slide 8 - Quiz
[Meneer Timmerman, fan van kruidnootjes,] heeft bij de hema al sinterklaassnoep gekocht.
A
Onderwerp
B
Bijstelling
Slide 9 - Quiz
[De nieuwe ijswinkel op de hoek van de straat] deelt gratis ijs uit.
A
Onderwerp
B
Bijstelling
Slide 10 - Quiz
De [nieuwe] ijswinkel op de hoek van de straat deelt gratis ijs uit.
A
Onderwerp
B
Bijvoeglijke bepaling
Slide 11 - Quiz
[Op de hoek van de straat] is een nieuwe ijswinkel geopend.
A
Bijwoordelijke bepaling
B
Bijvoeglijke bepaling
Slide 12 - Quiz
Mijn moeder heeft [aan de buren] het pakket gegeven.
A
Lijdend voorwerp
B
Meewerkend voorwerp
Slide 13 - Quiz
Mijn moeder heeft aan de buren [het pakket] gegeven.
A
Lijdend voorwerp
B
Meewerkend voorwerp
Slide 14 - Quiz
Hoeveel persoonsvormen heeft de zin?
Ik ben gister naar school gelopen.
Ik ben gister naar school gelopen.
A
Een
B
Twee
Slide 15 - Quiz
Hoeveel persoonsvormen heeft de zin?
Mijn moeder is ziek, want ze heeft rauwe kip gegeten.
Mijn moeder is ziek, want ze heeft rauwe kip gegeten.
A
Een
B
Twee
